Het Nederlands Etfal

In een bomvol perscentrum van de Nationale Omgevingsbond DSO heeft bondscoach Ronnie Bopa zijn opstelling voor de aankomende wedstrijd bekendgemaakt. Er zijn weinig verrassingen. De wedstrijd zal opnieuw gespeeld worden binnen het stadion Beleidskaders, dat opgebouwd is met superlatieven als ‘doorpakken, woningbouwversnelling, regie nemen, mobiliteitsvisie, klimaatadaptatie en duurzaamheidsambities’. Het is nu al een fenomenaal bouwwerk, laat staan als de verbouwingsplannen straks klaar zijn en Beleidskaders is omgebouwd tot het nog veel grotere Omgevingsplan. Gestut door indrukwekkende Programma’s zal het een theater van de sport zijn waar menigeen in zal kunnen uitblinken. Het zal nog wel enige jaren duren voordat de verbouwing klaar is, maar dan staat er ook wat. Aldus DSO.

Terug naar de opstelling. Natuurlijk moeten we van tevoren dit team wel een kans geven, maar als we de spelers één voor één nalopen, dan is er wel het een en ander op aan te merken. 

De vaste doelman van het Nederlands Etfal is natuurlijk Waterbelangen. Elke aanval begint bij hem, want ‘eerst het water, de rest komt later’. De doorlatendheid is een dingetje als de tegenstander het vijandig strafschopgebied weet te infiltreren. Berg je maar als hij met opgeheven knieën uit de doelmond komt. Maar als de bal eenmaal in zijn handen terechtkomt, is de belangrijkste opgave: vasthouden. 

Vóór de doelman staat Stikstof. Deze centrale verdediger zet alles potdicht. Hij is vooral goed in de lucht. Omdat niemand echt grip op hem krijgt, wordt hij ook wel ‘het stikstofspook’ genoemd. Maar hij houdt het spel wel op. Het is opvallend hoe lang de bondscoach hem nog de hand boven het hoofd houdt en instandhoudt als basisspeler. Het lijkt wel of hij niet weet wat hij met hem aan moet of wie ervoor in de plaats moet komen. Deze speler zit duidelijk tegen zijn kritische depositiewaarde aan. Eigenlijk is het best triest om te zien. 

Rechtsback speelt Luchtkwaliteit. In de meeste wedstrijden heeft hij een ondergeschikte, dienende rol, maar het wordt gevaarlijk als hij middels een lange rush langs de zijlijn op de voorgrond treedt. Dan rent hij de longen uit zijn lijf, zolang het kan. Staat bekend om zijn concentratie. Een fijne speler die de bondscoach stof tot nadenken geeft. 

Links achterin zien we Erfgoedwaarden staan. De oudste speler van het team (wat heet, in de historie!), maar nog steeds beeldbepalend. Hij heeft een bijzondere positie binnen de ploeg, al weten ze hem niet altijd op waarde te schatten en staat hij – eerlijk is eerlijk – soms ook gewoon in de weg. Dan duurt het erg lang voordat het spel weer door kan. Maar gezien zijn monumentale staat van dienst zullen maar weinigen hem de grond in boren.

Op beide flanken op het middenveld zien we Geluid terugkeren in de basis: Geluid door Activiteiten op de rechts en Geluid door Wegen en Spoorwegen aan de linkerkant. Hun opdracht: het veld breed houden, oftewel: genoeg afstand houden tot de andere spelers. Hun aandachtsgebied ligt bij voorkeur voorin, maar ook achterin. Ondertussen kunnen ze het met de grensrechter over grenswaarden hebben. Wel vervelend: ze pieken vaak op het verkeerde moment (in de nacht).

Een stevige basis op het verdedigende middenveld, dat is Bodemkwaliteit. Ook hij wordt natuurlijk weer opgesteld. Bodemkwaliteit kan monsterlijk goede passes geven, maar als het bij hem stokt dan is er wel wat aan de hand. Maakt hij fouten dan zijn ze per definitie kostbaar en kunnen ze de overwinning in gevaar brengen.  Het probleem is: zijn vervangers op deze positie, Asbest en Pfas, zijn geen haar beter. Je zou zelfs kunnen beweren dat het team verder van huis is als coach Bopa hierop zou doorsaneren. Kan dus een probleempositie worden in de toekomst en de uitvoerbaarheid van het tactisch plan in gevaar brengen. 

De ‘nummer 10’ in het geheel is Gezondheid en milieu. Hij vangt alles op en verdeelt het spel. Je kunt de bal eigenlijk altijd wel aan hem kwijt. Hij speelt volgens de normen, maar dat is misschien ook wel het probleem. Een beetje flexibiliteit is hem vreemd. Je kunt met hem in discussie, maar het kost erg veel moeite om hem op een ander pad te brengen. Soms is het ook gewoon onduidelijk wat hij bedoelt. Zijn positie is theoretisch de belangrijkste van het veld, in de praktijk wordt hij nogal eens voorbijgelopen door een van de andere spelers. 

Rechterneusvleugelspits is Geur. Willy Odeur, noemen ze hem ook wel gekscherend. Iedereen lijkt een beetje bang voor hem. Hij staat vaak op een eiland, dan komt hij niet in het spel voor. Maar áls hij erbij betrokken wordt, gebeurt er wel wat. Hij treedt dan echt op de voorgrond en weet grote afstanden moeiteloos te overbruggen. De contouren van zijn spel zijn vaak herkenbaar aanwezig. Hij grossiert in hinderlijke voorzetten, waar zijn medespelers weinig mee kunnen. Hij zal dat zelf als stank voor dank ervaren.

Mobiliteit staat zoals altijd geparkeerd aan de linkerkant voorin. Zijn bewegingen zijn onnavolgbaar en zijn draaicirkels zijn heel behoorlijk, maar voldoet hij nog wel aan de normen die er in het hedendaagse spel worden gevraagd? Per saldo eigenlijk niet. De Kraai, zoals zijn weinig flatteuze bijnaam luidt (of in het Engels: The Crow), krijgt ook opvallend vaak kritiek vanaf de zijkant. Hij probeert dan vaak in dialoog te gaan met de mensen op de tribune, maar zij laten zich niet vermurwen. Hij is zeker niet boven elke twijfel verheven en krijgt vaak de schuld van slecht spel. Met afstand de speler die de meeste publieke aandacht genereert.

Tot slot in de spits: Ecologie. Een ‘natural suspect’, staat eigenlijk altijd in de basis. Fladdert als een vleermuis over het veld en kan soms verrassend uit de hoek (van de spouw) komen. Dan ben je er nog niet klaar mee, het kost erg veel moeite om Ecologie van de bal te krijgen. Hij wisselt dit overigens wel af met dagen waarbij hij na een snelle blik over het veld (een quick scan zo u wilt), het bijltje erbij neergooit en kapt met het spel. Gek genoeg geeft dat dan een gevoel van opluchting.

Mocht een van deze spelers overbodig zijn of niet goed uit de verf komen, dan beschikt coach Ronnie Bopa nog over een redelijk sterke reservebank. Licht en windhinder, Trillingen, Veiligheid en de eerdergenoemde Asbest en Pfas kunnen meerdere posities overnemen. Ervaring leert dat ze slechts sporadisch worden ingezet. 

De vraag is hoe met dit team de komende interlandperiode gaat verlopen. Het afgelopen jaar laat toch vooral een beeld zien van een steeds stroperiger veldspel door dit Nederlands Etfal, met opvallend weinig resultaten. Veel verdedigen vooral. Het aantreden van de nieuwe bondscoach ging nog gepaard met een hoop enthousiasme en poeha vanuit DSO, terwijl er in de kern niets veranderde aan het spel en het type spelers. Het enthousiasme is dan ook nooit echt opgepikt door het publiek. Misschien, als we met zijn allen een beetje gewend raken aan dit team en er komen daadwerkelijk resultaten, dat het dan allemaal wat soepeler en aanvallender verloopt in het veld. Voor nu moeten we het hiermee doen. Het is niet anders. 

Met excuses aan mijn vrienden buiten het ruimtelijk domein. Probeer het maar niet te begrijpen….

Waar ben ik nu helemaal mee bezig (geweest)?

Met het grootste gemak kan een professional in het ruimtelijk domein tegenwoordig enige moedeloosheid worden aangepraat. Nee, het loopt voor geen meter. Stikstofspoken dwalen door het land. De termen ‘capaciteit’, ‘krapte’, ‘druk’ en ‘excuses’ (en dan ook vaak in één weinig bemoedigende zin) bevuilen meermaals de mailberichten. Woningtekorten en bouwkosten domineren de voorpagina’s en op LinkedIn gedeelde artikelen. Suske en Wiske en de Vastlopende Versnellingsopgaven zou een mooie (maar ook saaie) albumtitel zijn. Oftewel: het land is krakend en puffend tot stilstand gekomen. Een goed moment om je af te vragen: waar ben ik nu helemaal mee bezig? En dat doe ik dan ook elke dag :-).

Het is goed gebruik voor ons ondernemers om van tijd tot tijd een post te plaatsen op LinkedIn met een zin als ‘mooi dat we hier ons steentje aan hebben kunnen bijdragen’. Daar ben ik niet zo van merk ik (ieder zijn ding), maar het kan geen kwaad om eens een keertje goed achterom te kijken. De moderniteiten kunnen me daarbij helpen. Op het spoor gebracht door een van mijn opdrachtgevers heb ik mijn projectenlijst, die ik al sinds mijn sprong in het diepe begin 2012 heb bijgehouden, eens door de ChatGPT-molen gehaald. Vervolgens kun je allerlei vragen stellen, die ook middels formules in Excel kunnen worden verkregen maar dit is toch wel een stuk handiger. Dus ik heb er maar eens een flinke dot stroom en water tegenaan gegooid om die AI te laten draaien. 

Aard van de opdrachten

Je kunt in ieder geval al wel de conclusie trekken dat ik me vooral senang voel op het plattelandsniveau: het dorpse, het buitengebied. Het grootstedelijke komt niet automatisch naar mij toe en dat zal een reden hebben. Je kunt de planoloog wel uit De Mortel halen, maar De Mortel niet uit de planoloog, zoiets. En in mijn geval zit de planoloog zelfs nog gewoon in De Mortel, dus da’s dubbelop feest. Het ‘kleine’ zit in mijn DNA denk ik, het komt er in ieder geval op neer dat verreweg het grootste deel van mijn opdrachten zich op perceelsniveau afspeelt. Dat heeft als voordeel dat de betekenis van je werk voor die particulier of die ondernemer. voelbaar aanwezig is. Het ‘nadeel’ is dat je er heel veel van moet hebben om de dag een beetje goed door te komen. Zum Beispiel: uit het overzicht komt naar voren dat ik op dit moment 46 lopende opdrachten heb, maar ik heb tóch tijd om deze blog te schrijven. Meneer Van Dale Wacht op Antwoord in heel veel gevallen, en dan kakt het in hè.

Als ik de opdrachten rubriceer naar functie, en dat heb ik gedaan anders begon ik er nu niet over, dan is het duidelijk dat de functie Wonen de overhand heeft. 63% van mijn opdrachten gaan daarover. Natuurlijk de bouw van een of meerdere nieuwe woningen, maar ook boerderijsplitsing of omzetting van winkelpanden. In bijna 13% van de gevallen gaat het om de uitbreiding of vestiging van bedrijven. Nou kan een ‘geval’ in de overzichtslijst ook alle herstructureringsprojecten van de plaatselijke woningbouwvereniging bevatten of alle ruimtelijke onderbouwingen (al dan niet omgekat naar de term ETFAL) voor een bouwer van industriële hallen, dus het vertekent wel wat.  Agrarisch zit er echter niet tussen, er zijn anderen die dat beter kunnen. Het is overduidelijk niet mijn stiel heb ik gemerkt. Maar maatschappelijke functies, recreatie en horeca kunnen dan weer wel op mijn tomeloze inzet rekenen. Natuur- en landschapsprojecten komen er nog een beetje bekaaid van af. Daar zou ik me wel meer in willen begeven, omdat het resultaat zo ontzettend bevredigend is, maar goed … komt misschien nog. 

Lokale jongen

Ik ben toch wel een lokale jongen, kan ik concluderen. 70% van de opdrachten waar ik de afgelopen dertien jaar met mijn vingers aan heb gezeten, speelt zich af binnen de gemeente Gemert-Bakel. Als je verder geen reclame maakt en het komt via-via naar je toe, is dat ook niet zo gek natuurlijk. En dan sta ik ook nog op het lijstje van adviseurs die deze gemeente noemt als de initiatiefnemer wanhopig vraagt wie hen met al die toestanden toch alsjeblieft kan helpen. “Ik heb jouw naam gekregen van…” en de rest wijst zichzelf. 

Die andere 30% middelt zich een beetje uit tussen de ring rond Gemert-Bakel (Deurne, Laarbeek, Boekel) en wat verder weg (Breda, Gennep, Heesch bij Oss, Blitterswijck). Dat is natuurlijk wel horizonverbredend, al moeten we het ook niet overdrijven. De uitdagingen zijn eigenlijk overal wel gelijkluidend. En ruimtelijke ordenaars en ambtenaren heb je in allerlei soorten en maten, maar bepaalde types zijn het toch ook wel weer. En binnen die typologie hangt het toch vooral van de mens af die je voor je hebt of het soepel gaat. Ik zou niet kunnen zeggen dat de ene gemeente per definitie meer trubbelèchtig is dan de andere; hoewel sommige wel echt een slechte naam hebben onder collega-adviseurs (waar ik omwille van mijn orderportefeuille verder geen uitspraken over doe :-)). Het is gewoon mensenwerk en je moet een beetje kunnen meebewegen met elkaar. De meeste mensen deugen; sommige mensen zijn en blijven bloedirritant, waar ze ook zitten te werken. 

Resultaten

Fifty-fifty. Die had ik niet aan zien komen. Ik weet ook niet of het veel of weinig is. Het is de uitkomst van de opdracht aan ChatGPT “Tel het aantal cellen met de letter P en het aantal cellen met de letter N, met de percentages ten opzichte van het totaal aantal ingevulde cellen”. P staat voor een Positief resultaat, N voor een negatief resultaat. En negatief betekent dan lang niet alleen afwijzingen van aanvragen of verzoeken, maar ook die gevallen waarbij de initiatiefnemer om voor hem moverende redenen besloot om van het hele karwei af te zien (of daarvoor een ander in de arm te nemen, dat kan natuurlijk ook).  

Het betekent dus ook niet dat als je met mij contact opneemt, de kans fifty-fifty is dat het goed komt. Het ligt niet altíjd aan mij, haha.

Wij van Projectaandrijving zijn blij en trots dat we een bijdrage hebben mogen leveren aan de totstandkoming van deze woning.

50% van de opdrachten heeft dus geresulteerd in een positief resultaat. Dat betekent dat het plan tot een goed einde is gebracht. Het betekent nog niet dat in 50% van de gevallen we naar de desbetreffende plek toe kunnen rijden en een nieuw bouwsel of nieuwe terreininrichting kunnen bewonderen. Want zelfs als een plan er helemaal doorheen komt, kan de aanvrager er toch van af zien. Bijvoorbeeld omdat hij na vier jaar procedurele ellende heeft besloten dan toch maar te verhuizen naar omgeving Málaga, of omdat moeders inmiddels voorbij de mantelzorg is (lees: gehemeld). Het gebeurt. 

En dan zijn er nog de onzichtbare resultaten. Dingen die je van de buitenkant niet of niet goed kunt zien. Het herstel van een foutieve bestemming, een winkelpand waar nu gewoond mag worden. En ook een boerderijsplitsing gebeurt toch voornamelijk achter de voordeur. Maar goed, een rondje kunnen we wel rijden met elkaar. Dat doen we nog wel eens een keer, virtueel. 

Resultaten in het veld, in het fysieke domein, geven uiteindelijk toch die strohalm van voldoening waar we in deze tijd naarstig naar op zoek zijn: omdat je weet dat er mensen achter zitten die hun droom of hun plan-uit-bittere-noodzaak kunnen verwezenlijken. Daar probeer ik dan toch altijd maar mee bezig te zijn.

Dansen op de vulkaan

Net als iedere andere adviseur in het ruimtelijk speelveld ben ik de afgelopen maanden in volle vaart richting 1 januari gedenderd, dé datum waarop plannen gepubliceerd moesten zijn omdat ze anders ressorteren onder de nieuwe Omgevingswet. Dat hebben de gemeenten ook geweten. Daarvoor hoef je alleen maar de gemeentepagina’s van de afgelopen weken open te slaan: een hausse aan gepubliceerde ontwerp-bestemmingsplannen (heerlijk woord, ik ga het missen) en vergunningsaanvragen. Laat ik me op mijn eigen woon- en werkgemeente richten: ik mocht een plan of elf aanleveren en dat is mooi voor de betrokken opdrachtgevers. Hun droom of om een andere reden essentiële wijziging van hun omgeving is een stap dichterbij. Ik heb de ambtenaren ook oprecht de waardering overgebracht dat het allemaal gelukt is om het tijdig ter inzage te leggen. 

Strak beleid

Tot zover de positieve insteek. Nu de borrelende magma. Ik krijg nu ook andere plannen onder ogen die ter inzage zijn gelegd en dan vallen de schellen me soms van diezelfde ogen. Je moet weten dat het een hele tour de force is om aan alle vereisten van de overheid te voldoen, vooral als het gaat om de provinciale regelgeving, het groen, het water en het parkeren. De gemeente stuurt op de laatste drie thema’s ook strak, op detailniveau, en heeft ook beleidsnota’s vastgesteld om transparantie te kunnen bieden: iedereen weet waar hij aan toe is en wordt getoetst aan hetzelfde beleidskader. Een goede zaak, op zichzelf. 

Inmiddels borrelt het in mijn hoofd van vragen over deze ‘toets aan hetzelfde’. Hoe kan het namelijk dat op uiteenlopende punten in verschillende plannen de voor iedereen geldende uitgangspunten aan de kant zijn geschoven? Vaag? Ik zal het illustreren. 

  • Voor een splitsing van een cultuurhistorisch waardevolle boerderij worden we (de opdrachtgevers en ik) geacht in het bestemmingsplan te borgen dát én welke investering in het herstel van cultuurhistorische waarden gedaan wordt. Want dat is de verplichting die aan die splitsing vast hangt. De toetsing gaat best ver, met provinciale bemoeienis op detailniveau. Tegelijkertijd gaat de gemeenteraad eind deze maand een bestemmingsplan vaststellen waarin van borging op grond van precies dezelfde regelgeving geen enkele sprake is. Is het vertrouwen in de initiatiefnemer daar zoveel groter dat borging niet nodig wordt geacht?
  • Voor een van ‘mijn’ planlocaties kreeg ik eerder de gemeentelijke boodschap dat ik inzichtelijk moest maken: “het functioneren, de gebruiksvriendelijkheid en de ruimtelijke kwaliteit van de erfinrichting middels een gedetailleerd inrichtingsplan (met maatvoering). Dit is in eerste instantie noodzakelijk als het gaat om het gebruik van de parkeerplaatsen.” Dit inrichtingsplan moest vervolgens aan het bestemmingsplan worden gekoppeld, zodat geborgd is dat het ook zo wordt uitgevoerd. Zo gezegd, zo gedaan. Maar dat is toch echt wat anders dan een pijltje naar een luchtfoto met een tekst “hier komen de 14 parkeerplaatsen”, wat ik nu ergens voorbij heb zien komen. Waarom hoeft zo’n gedetailleerd inrichtingsplan in dat geval niet gemaakt te worden?
  • Over de maatvoering kan de gemeente ook van tijd tot tijd de bril der details opzetten. Maar niet onterecht hoor: parkeerplaatsen die je niet kunt gebruiken, zijn niets waard. Dus wordt er bij onze plannen steevast op gehamerd: 5 meter parkeerplaats en 6 meter rijbaan daarachter. Staat overigens ook in de Nota parkeernormen, het vastgestelde beleid dus. Hoe kan ik dan nu een inrichtingsplan tegenkomen waar je niet in of uit de geprojecteerde parkeerplaatsen kunt rijden? 
  • De Nota parkeernormen is genoemd. Toch al in best wat gevallen is het mij duidelijk gemaakt dat salderen op grond van de parkeernota niet mogelijk is: als de oude gebouwen (met een vervallen functie) verdwijnen en er wordt nieuw gebouwd, dan mag je niet de oude parkeernorm verrekenen. Dat staat zwart op wit in voornoemde nota. Waarom kom ik dan een plan tegen waarin dit ondubbelzinnig toch wordt gedaan om het rond te rekenen? Heb ik de memo waarin een beleidsaanpassing wordt aangekondigd misschien gemist?

Nadelen en problemen

Het borrelt en het borrelt en dan heb ik het niet over de Jägermeister. Je kunt zeggen: waar maak je je druk om? Als jouw plannen maar doorgaan. Dat is ook zo, maar ik vind het ronduit oneerlijk als mijn opdrachtgevers worden gedwongen zich aan vereisten te houden die voor anderen blijkbaar niet gelden. De beginselen van behoorlijk bestuur draaien zich om in hun graf. En daar kan ik gewoonweg niet tegen. Het valt niet alleen mij op; opdrachtgevers spreken me met enige regelmaat aan: ‘waarom mogen hun (ja het is ‘zij’, ik weet het) daar wel wat wij niet mochten?’ 

Maar het kan hen ook direct benadelen. Veel van mijn plannen zijn onderdeel van een veegplan met andere planlocaties. En een beroepschrift op één van die locaties bij de Raad van State zorgt ervoor dat alle andere plannen mogelijk nog niet kunnen worden uitgevoerd. En op de manier zoals het nu gaat bevatten diverse plannen toch wel onderdelen die een zienswijze of beroepschrift kunnen voeden als je het met het plan niet eens bent. Ik zal hier scherp op gaan letten in de beantwoording van de zienswijzen op het veegplan door het college.

We moeten ook niet vergeten dat die normen ook wel ergens voor bedoeld zijn. Ze moeten wateroverlast voorkomen, een groene(re) omgeving waarborgen en parkeeroverlast tegengaan. We mogen aannemen dat aan de normen reële uitgangspunten ten grondslag liggen. En dat betekent dat als de normen in de wind worden geslagen, in principe érgens een probleem ontstaat. En wie mag dat oplossen als de huizen er al staan en lang en breed verkocht zijn? Juist, de gemeente. 

Adviseren en afwijken

Maar het ondermijnt ook mijn eigen positie als adviseur. Als ik mijn opdrachtgevers adviseer naar aanleiding van hun ideeën, leg ik ze uit wat de parkeernorm is, wat de groennorm is, de normen voor waterberging enzovoort. Dat probeer ik zo goed mogelijk in de plannen te verwerken. Soms (vaak eigenlijk) leidt dat tot opgetrokken wenkbrauwen, maar tenslotte ook wel een zuchtend ‘wat moet dat moet’. Hoe moet ik voortaan die mensen onder ogen komen, als nu blijkt dat er links en rechts best wel wat te marchanderen valt met de gemeente? Dan kun je dus nergens van op aan en loont het altijd om te gaan onderhandelen met de gemeente of om een plan in te dienen wat in de verste verte niet aan de algemene normen maar wel aan je eigen verdienmodel voldoet. Het is in ieder geval niet voldoende om de woorden van Casper Kalb serieus te nemen. Het leidt ook onherroepelijk tot vele extra gesprekken op het gemeentehuis, en ze hebben het al zo druk met zo weinig mensen. Je graaft je eigen graf, zou ik zeggen. 

Laat ik wel wezen, want sommige ambtenaren vallen nu waarschijnlijk van hun stoel: ik ben de eerste die het nuttig vindt om te praten over afwijking van strakke normen, uitzonderingen op de regel. Want het schuurt soms echt behoorlijk en bemoeilijkt plannen eerder dan dat ze ze mogelijk maken. Maar de grap is dat in al die beleidsstukken die zijn vastgesteld óók afwijkingsmogelijkheden zijn verwerkt, mogelijkheden voor het college en de raad om ontheffingen te verlenen. De voorwaarden daarvoor zijn ook omschreven, zodat je bij de Raad van State altijd kunt onderbouwen als gemeentebestuur dat je ‘in redelijkheid tot het besluit hebt kunnen komen’. Maar dan moet je dat wél expliciet omschrijven in het bestemmingsplan en op een juiste manier borgen in de planregels. En dat gebeurt dus lang niet altijd (vaak ook wel, er zijn zeker ook goede voorbeelden). 

Wie kun je dat nu verwijten? Niet de ontwikkelende partijen, zij grijpen hun kans om zo min mogelijk met overheidsbeperkingen of extra kosten geconfronteerd te worden. De rol van de plannenmakers is al wat meer discutabel: zij worden toch geacht om juridisch haalbare plannen bij de gemeente te droppen. Maar misschien zijn zij ook wel ‘gedwongen’ om dingen op te schrijven die eigenlijk niet kloppen. Maar de gemeente valt natuurlijk het meeste te verwijten, en dan niet zozeer de individuele toetsers maar het samenspel van toetsing en besluitvorming door bestuurders, managers en ambtenaren. Als ík het al zie, hoe kan het dan door tientallen andere ogen niet gezien worden in die hele rits van toets- en beslismomenten? 

Vervolg

En nu? Hoe kijk ik nu naar al die gepubliceerde plannen, wat doe ik met mijn bevindingen? Ik heb er geen belang bij om iets tegen die plannen te hebben (al rechtvaardigen de fouten in het veegplan wel een zienswijze in het belang van mijn opdrachtgevers). Maar ik gun iedereen zijn of haar voortgang en zakelijk succes. Van de politiek verwacht ik eerlijk gezegd ook vrij weinig, zeg maar helemaal niks. De coalitiemantra ‘Woningbouw is belangrijk en het is getoetst dus het zal wel goed zijn en laat ons toch vertrouwen hebben’ heb ik nu iets te vaak gehoord om te geloven dat dit transformeert in een oprecht inhoudelijk-kritisch (juridisch!) geluid.

Dus ik laat het allemaal maar gebeuren. De plannen voor mijn opdrachtgevers zitten volgens mij goed in elkaar en zo niet (ik wil me hier zeker niet voordoen als onfeilbaar), dan worden we daar door een zienswijze wel op gewezen. Er is nog tijd voor reparatie om een gang naar Den Haag te voorkomen. Maar ik ben wel voornemens om eens een gesprek met de wethouder aan te vragen, als alles een keer door de molen is. Om het bovenstaande eens met haar te bespreken. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat ik zo’n blog niet meer hoef te schrijven, omdat je gewoon in de stukken de toets aan het beleid, inclusief de afwijkingsopties, helder kunt aflezen en kunt concluderen: het klopt? 

Lavastromen vernietigen zo’n beetje alles wat op hun weg komt. Daar ben ik helemaal niet op uit, natuurlijk. Deze vulkaan moet weer slapend gaan worden en dat zal ook wel gebeuren. We kunnen beter gaan dansen. En zingen. Dat mag over een week of twee-drie gelukkig weer. Carnaval komt als geroepen. Over borrelen gesproken….

Houtje-touwtje-samenleving

Laat ik het om te beginnen dicht bij mijn dagelijkse praktijk houden. Je voelt aan álles dat het systeem van ruimtelijke ordening en het systeem van de overheid onder druk staan. Het begint al bij de mensen. Schreeuwende personeelstekorten bij gemeenten, maar ook aan het andere eind van het spectrum: in de bouw en de techniek, daar waar de realisatie vandaan moet komen. Houtje-touwtje doet iedereen zijn best, improviserend probeert iedereen zich onder de druk uit te werken, zich aan afspraken te houden, de moed erin te houden, maar wel met 0 toekomstperspectief dat het als een soort van vanzelf beter wordt.

Stikstofspook

Ondertussen vindt iedereen nog wel steeds dat we in een tijd leven dat alles kan en alles moet. Gewoon doorgaan, want dat is belangrijk voor het kleine of grote geld en dito geluk. We zijn gewend aan verdienen (een klein, maar belangrijk clubje althans) en gewend aan ontwikkeling. Maar (onder andere) het stikstofspook waart door de polder; houtje-touwtje-oplossingen worden hiervoor bedacht door paniekerige bestuurders die zichzelf jaren geleden al in de vingers hebben gesneden. Die oplossingen blijken niet houdbaar, de natuurbeschermers hebben beet en laten niet meer los. Waarom zouden ze ook? Ze worden keer op keer in het gelijk gesteld door de rechters. Dus wat komt er nu terecht van die mooie, dringende plannen?

Niet dat het zonder stikstofprobleem allemaal wel goed gaat met het bouwen hoor. Wolkenkrabbende bouwprijzen verhinderen betaalbare woningen, want daar hebben we toevallig ook nog eens een afgrijselijk groot tekort aan. Bestuurders hebben de woningbouw mondeling al een tijdje in de versnelling staan, maar de praktijk is weerbarstiger dan ooit. Want diezelfde bestuurders hebben ondertussen ook ooit vastgelegd dat groen belangrijk is en water belangrijk is en luisteren naar de buren belangrijk is en parkeren belangrijk is en weet je wat? Dat is het allemaal ook. En het personeel dat er dus niet is mag hier allemaal chocola van maken. 

Klimaatactie

En dit alles tegen een achtergrond van de 1,5 graad of welke koers we momenteel dan ook varen. Initiatiefrijk landje zijn we wel hoor, daar ligt het niet aan. De zonnepanelen vliegen het dak op, maar de grote draai maken we nog niet echt met zijn allen als het gaat om klimaat. Het is op wereldschaal toch allemaal maar houtje-touwtje. En dat is geen verwijt aan anderen, want ikzelf heb ook nog flinke stappen daarin te zetten (en meer ook dan alle mensen die nu wél die zwarte platen op het dak hebben liggen). Maar de cijfers zijn nou niet echt superbemoedigend dat het de goede kant op gaat. En zelfs áls je gelooft c.q. ervan overtuigd bent dat klimaatverandering van alle tijden is moet iets in jou toch zeggen dat er best wel één groot verschil is met tienduizend jaar geleden en dat verschil loopt met miljarden op twee benen over deze aarde heen. Op weg naar iets heel vervelends, ben ik bang. Daar moet je wél iets mee.

Een veel gedeelde cartoon van MacKay’s cartoons

Something’s gotta give. En ik vrees (je zou het inmiddels bijna zelfs hopen kunnen noemen) dat dit alleen kan gaan gebeuren met een flinke systeemdisruptie. Het neoliberalisme is hardnekkig maar lijkt rijp voor de sloop. Duidelijk is wel: corona kreeg het niet voor elkaar. Welke crisis mag het nu gaan proberen? Die van het klimaat is dus hard op weg om ons bij de lurven en de kladden te grijpen. Of is het toch zoiets banaals als een (derde wereld)oorlog? Juist op deze dagen eigenlijk onvoorstelbaar dat ik het als voorstelbaar neerpen.

Je zou om te beginnen eens hopen dat iemand (of meerdere iemanden) de handschoen nu eens echt oppakt en een goed verhaal neerlegt om de krakende wagens in ieder geval de goede richting in te leiden. Inspiratie, leiderschap, een goed verhaal. Helaas: het is wel kraak, maar geen smaak wat de klok slaat. Goed beschouwd (en dat doe ik) is het armoe troef. En ik weet het zelf ook allemaal niet hoor, het is te groots geworden.

Ach ja, vanavond is het weer “studentenavond” in het dorp. Daar in dat kleine café worden de wereldproblemen tussen twee glazen bier opgelost, voor altijd. Ik verheug me er bijzonder op deze keer.

Stadsparken en Landgoederen

In de afgelopen weken mocht de boog even wat minder gespannen zijn op een paar tochtjes naar Noord-Frankrijk (Lille en omgeving) en de Achterhoek. Even relaxen onder het fletse, maar o zo welkome lentezonnetje. Drankje erbij, terrasje, je kent het wel. Maar toch werd ik vooral maar weer eens gegrepen door robuuste en volgens mij onmisbare structuren: het grote groen. Een stadspark en een landgoed brachten me in die weekendjes weg het meest in vervoering.

Het park

Stadsparken en ik, wij hebben wat met elkaar. Wij vinden elkaar wel prettig, heb ik het idee. Het park geeft me in ieder geval altijd het gevoel dat ik welkom ben en omarmt me met zijn grasvelden, statige bomen en vijverpartijen. Het gebeurde in Antwerpen Stadspark, maar ook in Central Park New York en zeker ook in het Jardin del Turia in Valencia. En ik op mijn beurt word vermaakt met alles wat zich door het park heen beweegt. Joggers, wandelaars, luilakken, spelletjesspelers. Met een ijsje of een bal, op een step of zo’n stadshuurfiets. Je weet dat ieder zijn leven met zich meedraagt, dat in ieders hoofd vreugde en zorgen strijden om voorrang. Maar in het park in de lente kan het allemaal tot rust komen.

Ik beleefde het vorige week in Lille, waar de omgeving rondom de Citadelle een toevluchtsoord is voor stadse ontspanning. Sport en spel wisselen elkaar af, evenals ontmoeting en contemplatie. Mooie woorden voor een paar heerlijke uurtjes in het stadspark. Bij ons op het platteland heeft het buitengebied in principe die functie, ook mooi, maar het heeft toch niet de allure en statigheid van zo’n park. In Gemert zouden het kasteel en omgeving in de buurt kunnen komen, maar dan zijn andere financiële en politieke beslissingen nodig vrees ik. 

Het landgoed

Wat zijn bepaalde hoeken van Nederland toch prachtig en de Achterhoek is zo’n hoek. Wat ze daar bijzonder goed kunnen: het landschap vermengen met statige bebouwing. Je voelt daar ook wat een landhuis of een kasteel een landhuis of een kasteel maakt. Ruimte, groen. Gebeurt er dan helemaal niks daar in dat hoekje? Jazeker wel. De bruine bordjes met toeristische verwijzingen staan in rijen van weet ik hoeveel opgesteld langs de weg. Pannenkoekenhuis, theehuis, golfbaan, ze maken dankbaar gebruik van de aantrekkingskracht van het gebied. Ik heb het al eens eerder opgeschreven, maar als je dan weer terug thuis komt dan besef je dat het Land van de Peel toch nog wel een lange weg te gaan heeft. 

We belandden voor een kopje koffie op landgoed Hackfort, op het terras van het koetshuis bij het gelijknamige kasteel. Temidden van een ontluikende moestuin en een draaiende watermolen proefden we van een heerlijk versierd gebakje, terwijl de zondagse wandelaars af en aan kwamen lopen om een van de routes door het omliggende Natuurmonument af te leggen. Het bruiste zonder te bruisen, het zal door de ruimte en de rust komen. Je voelt je klein en rijk tegelijk in zo’n setting. Bij ons in Gemert zouden het kasteel en omgeving in de buurt kunnen komen, maar dan zijn andere financiële en politieke beslissingen nodig vrees ik.

‘Wonen in een parkachtige omgeving’ briesen de nieuwbouwfolders heden ten dage. In werkelijkheid is het een gevecht om elke vierkante meter groen (de een wil hem groen, de ander liever niet). Ik bevind me zelf vaak genoeg in die strijd. Het is goed beschouwd een futiliteit waar vaak buitensporig veel over te doen is. Kunnen we ons niet beter richten op de grote gebaren, het brede welzijn en echt energie stoppen in robuuste groenstructuren? Een loze kreet, dat weet ik ook wel (want hoe moet je dát dan weer organiseren, het is al zo moeilijk allemaal), maar het moet me toch even van het hart omdat het me zo goed deed. 

Stadsparken en landgoederen hebben we nodig!

Mijn mening over de Omgevingswet

En weer werd hij uitgesteld: de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet. Formeel omdat (onder andere) de digitale systemen er nog niet klaar voor zijn, maar ik denk dat er ook nog een andere reden zou kunnen zijn geweest: ík had mijn mening nog niet gegeven. Daar komt nu verandering in. Ik heb me namelijk onlangs uitgebreid en verdiepend maar liefst vier dagen laten informeren over deze grootste wetswijziging ooit en nu kan ik dan eindelijk ook een standpunt innemen. Ik heb een kort samengevat standpunt en een wat uitgebreider, genuanceerder standpunt. 

Kort, samengevat standpunt

Doe het niet.

Wat uitgebreider, genuanceerder standpunt

Kijk, het is natuurlijk helemaal niet verbazingwekkend: als je vraagt om een geheel nieuwe wet te maken, dan krijg je een geheel nieuwe wet. Ik zie voor me dat er na zo’n idee op het ministerie denktanks geformeerd worden, commissies in het leven geroepen, consultaties gehouden en als het dan allemaal nieuw mag worden, dan wordt het ook állemaal nieuw: de juridische begrippen, de structuur van de wetgeving, de techniek die erachter zit. Alles op zijn kop, want je mag iets nieuws verzinnen. Het oude heeft sowieso afgedaan. 

Veel werk voor adviseurs in het ruimtelijk domein? Zeker. Veel werk en frustratie voor ambtenaren? Nogal. Goud voor de bestuursrechtelijke advocatuur? Dat sowieso. Het digitale stelsel blijkt een ramp, maar daar hebben we het begrip ‘kinderziektes’ voor uitgevonden. Nee, de professionals zullen zich de komende jaren opvreten en verkneukelen (afhankelijk van de positie), zoveel is me wel duidelijk. Maar je zóu nog kunnen zeggen: ooit went het, ooit komt het goed. Het is maar een wettekst, die moet je even begrijpen en leren toepassen. 

Eenvoudiger en beter

Kwalijker is dat de Omgevingswet vanaf het begin wordt verkocht als ‘eenvoudiger en beter’ dan wat we hebben. Dé oplossing voor alle strubbelingen en wrijving die we nu voelen in het ruimtelijk speelveld. Maar we kunnen inmiddels toch wel zeggen dat het dat helemáál niet gaat brengen. Ik kreeg tijdens de cursus het volgende citaat onder ogen uit een oud interview met toenmalig minister Schultz:

NIETS van wat daar staat, wordt opgelost met de Omgevingswet. Het gaat nog steeds om dezelfde afwegingen, je hebt nog steeds te maken met verschillende aspecten om een vergunning te krijgen, de bomen en het bos zijn er straks nog steeds. Je zou zelfs met gemak kunnen beargumenteren dat het aantal bomen nog verder toeneemt, zodat het bos nog verder uit het blikveld verdwijnt. Zéker voor de gemiddelde burger, waar het allemaal om begonnen zou moeten zijn. De schellen vielen van mijn ogen toen ik dit stukje interview las. Iemand moet toch concluderen dat het misschien niet helemaal uit de verf is gekomen?

Gemeenten

Ook politici in de gemeenten kijken reikhalzend uit naar de komst van de Omgevingswet. Want dan: participatie! Want dan: eenvoudiger en flexibeler! Bij ons zeggen ze: “Kunde rekenen? Rekent er maar nie op!”. Dat wil zeggen: het kan allemaal wel, maar je moet er wel wat voor doen. Over alles moet de gemeenteraad straks (opnieuw) gaan nadenken bij het opstellen van het omgevingsplan: over normen, over wanneer wel of niet flexibel, over delegatie van besluiten. Participatie? In de wet staat dat er aangegeven moet worden óf je burgerparticipatie hebt toegepast, ja of nee. That’s it. Verder moet de gemeente maar beleid ontwikkelen op dit thema (oh ja, veel gemeenten hebben dit beleid gewoon al, maar dan heet het ‘Zorgvuldige omgevingsdialoog’). Het opstellen van het omgevingsplan door de gemeente wordt echt ‘a hell of a job’, ik benijd ze niet. En met het risico (of eigenlijk: de zekerheid) dat er foutjes doorheen glippen, zodat ongewenste effecten ontstaan. Die foutjes moeten dan weer gerepareerd worden, al dan niet met stoom en kokend water. 

Problemen

Gelukkig is er tijd, geld en personeel genoeg om ook dit in goede banen te leiden….oh nee, wacht. Dat is niet waar, geloof ik. Woningbouwopgave. Stikstofcrisis. Ambtelijke capaciteit. Energietransitie. Zomaar een paar termen die ik ook wel eens voorbij zie komen. Ik heb me nu voldoende laten informeren om de conclusie te trekken dat de oplossingen voor al deze problemen eerder verder weg komen liggen dan dichterbij gebracht worden door de Omgevingswet. Ik heb ergens het idee dat we ons dat niet kunnen permitteren als samenleving. Er moeten juist doorbraken komen, niet nog meer zandzakken voor de deur (dit is een hele slechte vergelijking in relatie tot de klimaatcrisis maar je begrijpt wat ik bedoel). 

Verzuchting: had nou eens goed gekeken naar het ’tweaken’ van het bestaande instrumentarium om tot je op zichzelf nobele doelen te komen. Dan was je waarschijnlijk ook ergens uitgekomen, met behoorlijk forse veranderingen in het stelsel misschien ook nog wel. Maar dan had het niet zo’n enorme shitstorm teweeg gebracht in ruimtelijk Nederland. Met heel kwalijke gevolgen, dat zullen we gaan zien. 

Ik ben van nature positief, al kan ik ook best wel beren op de weg zien. Dat talent heb ik in eerste instantie proberen uit te schakelen toen ik mij liet onderwijzen. Alleen: als die beren zo massaal voor je voeten worden gesmeten, dan helpt niets meer. It can’t be unseen. De samenvatting van mijn mening blijft daarom: doe het niet. 

Het kan allemaal nog veel uitgebreider en genuanceerder, maar daar hebben we de ‘long reads’ voor. Maar daar kom ik zelf ook amper doorheen, dus we laten het hierbij. Ik wens iedereen succes, wijsheid en vooral: sterkte. Het zal toch wel doorgaan, vrees ik. Ondanks mijn mening.

Verkiezingspraat (5): de uitslag

Er is een politiek duider aan mij verloren gegaan: ik zat er warempel niet ver vanaf met mijn voorspelling van de uitslag. Tenminste, als het om de grote beweging gaat. Drie zetels verlies voor het CDA, Dorpspartij gelijk, en de winst ging naar VVD, D66 en Lokale Realisten. Die laatste twee had ik omgewisseld (2 om 3 zetels) en de winst van de VVD had ikzelf wat hoger ingeschat. Zwaar vergist heb ik mij domweg in de aantrekkingskracht van Sociaal Gemert-Bakel. Dus eigenlijk valt het nogal mee met mijn voorspellende gaven 🙂 De coalitie voorspellen is ook niet zo moeilijk trouwens: de oude + 1.

Miserabel bij deze verkiezingen is natuurlijk de lage opkomst en dat was in Gemert-Bakel niet anders. In sommige stembureaus lag het op 30%, nog niet eenderde. Ik denk dat daar in de komende jaren een project van gemaakt moet worden (aandrijving nodig? haha), om ervoor te zorgen dat je niet nog eens door een soort van ondergrens zakt, want die is met minder dan 50% toch wel bereikt. Maar ook al is het 55%, dan nog geven veel te weinig mensen zich over aan de democratie. Je kunt er neerbuigend over doen, je kunt je afkeren van ‘politieke spelletjes’, je kunt menen dat het toch niets uithaalt, maar ik ben er nog altijd van overtuigd dat de mensen die zich politiek activeren in overwegende mate het beste voor hebben met de Gemert-Bakelse gemeenschap en ik vind dat ze best wat meer ondersteund mogen worden voor hun bezigheden in de vorm van draagvlak in het stemhokje.

Misschien dat de populariteit van de uitslagenavond nog een boost gegeven kan worden. Onder het genot van een (gratis!) pilsje en hapje gespannen en ontspannen uitkijken naar weer een uitslag, ondertussen loerend naar de reacties van de politici en de coalitievormende bewegingen die zij na de einduitslag maken, wie wil dat nu niet? Nou, op dit moment ontzaglijk veel mensen, want ik was echt wel een van de weinigen die niet uit hoofde van zijn of haar functie daar was. Gelukkig waren daar mijn oud-collega’s van het gemeentehuis die hun vierjaarlijkse taak op het stembureau nog altijd met verve volbrengen en met wie het gezellig buurten was. Ik vond het – alhoewel niet zo spectaculair als in andere jaren door de volgens mij voor bijna iedereen verwachte uitslag – weer een leuke avond.

Over vier jaar weer! (Enne, Stefan: the floor is yours!:-)

Verkiezingspraat (4): de machtsbalans

De gang naar het rode potlood wordt al door menigeen gemaakt deze dagen, en ik ben er nog steeds niet helemaal uit. Er is geen voorman- of voorvrouw die mij in het bijzonder aanspreekt of bijzonder aansprekende resultaten heeft neergezet en via de inhoud ben ik nog niet helemaal tot een slotsom gekomen. Dan is nu de vraag: waar komt het op aan als ik me richt op de term ‘strategisch stemmen’?

Machtsbalans

Laten we even het spelletje spelen dat ik met mijn ene stem de macht heb om de krachtsverhouding te bepalen of bepalend bij te sturen. Dan zou ik – dat is me nu eenmaal van huis uit ingegeven – een stem bezijden de macht plaatsen. Dat betekent in Gemert-Bakelse kringen: niet op het CDA. Dit kost me niet veel moeite, aangezien ik noch op de persoon, noch op de inhoud omver geblazen ben door partij nummer 1 op de kieslijst. Ondanks mijn inspanningen afgelopen jaren om een boek over hun lokale boegbeeld te schrijven. 

Overigens denk ik dat de macht van het CDA niet wordt ingeperkt door wat ik met mijn stem doe. De partij doet er goed aan zich in te dekken voor een teleurstelling, is mijn welgemeende advies. Landelijk is het natuurlijk electoraal al huilen met de pet op, lokaal moeten we concluderen dat de mensen die het CDA-gezicht vormen zich eigenlijk nog helemaal moeten bewijzen. Dat was in het verleden anders, met Harrie Verkampen, Inge van Dijk en Anke van Extel-van Katwijk als ervaren sterkhouders. Interessant is het daarbij het proces-verbaal van de vorige verkiezingen er eens bij te pakken. De twee voornoemde dames haalden samen met Miranda de Ruiter 3145 stemmen van de 5539, dat is ruim 55%. Alle drie hebben ze de lokale politiek verlaten. Willeke van Zeeland was vier jaar geleden ook een behoorlijke stemmenstinger en ik dicht ze echt wel een mooie toekomst toe, maar de huidige lijsttrekker was in 2018 nog niet zo in trek. Dat wil niet alles zeggen (mensen stemmen nu eenmaal op lijst 1, nummer 1) maar gevoegd bij de landelijke trend en het feit dat het CDA haar 11 zetels de vorige keer mede te danken had aan twee restzetels denk ik: mwa.

Als ik denk in tegenmacht, dan zou ik VVD moeten stemmen. Ontegenzeggelijk is Jan Vroomans de politieke tegenstrever van het CDA die het meest in de picture stond de afgelopen jaren. Maar ik ga gewoon geen VVD stemmen. Ik doe het niet. Punt. Teveel de partij van ongemakkelijke posters, boter-op-het-hoofd-uitspraken, radicaal marktdenken en “Links is de schuld van alles, hoewel wij zelf al weet ik hoelang regeren”. Lokaal heeft last van landelijk, in mijn geval.

Voorspelling

Ondanks dat ík niet op Jan stem, verwacht ik dat best wel wat mensen in Gemert-Bakel dat wel gaan doen. De vier zetels waar de VVD op mikt, zouden best wel eens binnen handbereik kunnen zijn, al was het maar omdat de proteststemmers vier jaar geleden ook terecht konden bij Ton Vogels (toen Lokale Realisten/D66) en Jan Hoevenaars (toen SP) en dat is nu niet meer. De laatste partij (inmiddels Sociaal Gemert-Bakel geheten) valt terug vanwege alles-net-niet, ten faveure van de PvdA schat ik in. Die partij hoeft ‘maar’ 200 stemmen meer te krijgen dan de vorige keer voor een zetel en dat moet toch haalbaar zijn, zou je zeggen. Zeker met zo’n helder kasteelstandpunt. 

En de Dorpspartij? Ach ja, de Dorpspartij. In mijn geheugen scoren die altijd hetzelfde. Het kan een zeteltje meer of minder schelen, maar hun ‘fanbase’ is volgens mij hondstrouw, ik weet niet beter. Resteren nog D66 en de Lokale Realisten, gaandeweg tijdens de afgelopen rit gesplitst. Zij fladderen wat in het midden, waren oppositie maar begeven zich net zo gemakkelijk naar de andere kant na morgen, om de coalitie met CDA en VVD compleet/breed te maken. D66 lijkt me de wind mee te hebben vanuit Den Haag: hoewel de ongemakkelijke momenten zich ook daar aaneenrijgen, gaat de partij er lokaal toch wel iets van meepikken dat ze de tweede van het land zijn. 

Zodoende komt mijn persoonlijke peiling, geheel ontstaan in de krochten van mijn gedachten, niet stoelend op noemenswaardig succes bij dit soort raadspelletjes in het verleden, uit op de volgende zetelverdeling in de Gimmertse raad:

CDA                                         8

Dorpspartij                            4

VVD                                         4

PvdA                                        1

D66                                          3

Lokale Realisten                      2

Sociaal Gemert-Bakel             1

De oplettende lezer zal merken dat ik heel behendig van mijn eigen stemkeuze naar een algemene voorspelling ben gegaan in dit stukje tekst. Dat is bewust. Ik laat het nog even marineren, deductief komen we toch al best een eindje. Morgen zeg ik: dit wordt ‘m!

Eén ding staat als een paal boven water: stemmen zal ik. Want om niet mijn mening te mogen verkondigen over lokale aangelegenheden, dat is voor mij niet te verkroppen. En door niet te stemmen zou ik dat recht verspelen. Doe met mij mee en bezoek uw stembureau!

Verkiezingspraat (3): de inhoud

Er zijn gemeenteraadsverkiezingen geweest waarbij ik me in mijn keuze vooral heb laten leiden door de indruk die de betreffende politieke voorman of -vrouw achterliet in het lijsttrekkersdebat. Dit jaar red ik het daar niet mee. Dan moet het misschien tóch van de inhoud komen. Gelukkig voor mij en andere kiezers heeft het Gemerts Nieuwsblad de verkiezingsprogramma’s doorgenomen en de boel aardig op een rij gezet. Ik pik er eens een paar onderwerpen uit die mij aan het hart gaan: de visie op ruimtelijke ordening en dan met name het buitengebied, klimaat en natuur en het kasteel (woningbouw kwam al in mijn eerste verkiezingsblog aan bod).

Visie op het buitengebied

Zo, de boer is het haasje. Dat is wel mijn conclusie als ik de samenvatting lees van de standpunten. De intensieve veehouder althans, als het aan D66, Lokale Realisten, PvdA, Sociaal Gemert-Bakel en de VVD ligt. Het is natuurlijk een herkenbaar sentiment, actueel gevoed door de discussie over de uitbreiding van een Gemerts varkensbedrijf. Ik vind de benadering echter wat eng, niet spookhuis-eng maar: beperkt. Natuurlijk is dit een thema, maar er is zoveel meer aan de hand in het buitengebied. De al dan niet afgedwongen terugtrekkende beweging van de veehouderij roept allerlei nieuwe vragen op over de verdeling van de ruimte en de functies die met elkaar samen kunnen gaan en in welke vorm dit dan moet gebeuren. Ik zie daar niet heel veel van terug; misschien bij het CDA die het heeft over het herzien van het VAB-beleid, of bij Lokale Realisten die eigenlijk nog het meest de indruk wekken breed na te denken over een toekomstplan. Dat verengen zij dan wel weer tot zones rond kernen zonder uitbreiding van veehouderij ten faveure van andere functies (hé, waar hebben we dat eerder gehoord? En schuift de zone op zodra het dorp uitbreidt, net zolang tot we bij de bossen zijn aanbeland? En betekent het dat andere functies buiten die zone niet welkom zijn?), maar het begint wel bij denken in termen van visie natuurlijk. Ik zou dat als positief punt willen betitelen.

Klimaat en natuur

Dit alomvattende thema is alom aanwezig en dat maakt het ook misschien nu al wat ongrijpbaar of te onbepaald, eigenlijk nog voordat de noodzakelijke maatregelen goed en wel aan de orde zijn. Iedereen voelt wel dat er iets moet gebeuren, zeker ook ikzelf, maar de stap naar acties die verdergaan dan zonnepanelen en warmtepompen zet nog maar een handjevol mensen. Toch het nog meer moeten ‘verinnerlijken’ (om maar eens een lelijke term te gebruiken die ik van blok 1.3 van het eerste jaar Milieubeleid op de universiteit heb onthouden) en daar hoort een krachtig geluid bij vanuit de politiek. Voor mij zijn biodiversiteit, natuurontwikkeling en (zwerf)afval aansprekende onderwerpen waar de gemeenteraad ook echt een goede rol in kan spelen. 

Waar Lokale Realisten op het vorige thema zo goed bezig waren, is de samenvatting nu: “maak een aanspreekpunt voor advies over verduurzaming”. Ja, dat zal ze leren! De Dorpspartij komt met een ambitieus ogend idee om de natuurgebieden Stippelberg en Grotelse Heide te verbinden, maar volgens mij kun je nu van De Rips naar de Heikantseweg lopen over paden door de bossen en dan hoef je maar één keer de harde weg over. Ik word ook niet warmgemaakt door de samenvatting van de ideeën van het CDA, PvdA en VVD. Iets over luchtkwaliteit en regenwater afkoppelen. Slapjes. Eigenlijk valt op dit thema de samenvatting van D66 bij mij het meest in goede aarde: klimaat-robuuste inrichting, hergebruik in plaats van wegwerpen, gezonde leefomgeving, alle keuzes van vandaag moeten goed zijn voor morgen. Dat biedt aanknopingspunten denk ik. 

Het kasteel

Tsja, onze parel….. ik volg dit onderwerp natuurlijk nauwgezet zoals bekend. De politieke standpunten spitsen zich nu eigenlijk alleen maar toe op het wel of niet bebouwen van de landerijen. Qua inhoud heb ik daarover persoonlijk niet echt een uitgesproken mening (behalve over het bouwen op het voetbalveld, dat vind ik een verschrikkelijk idee), maar waar ik vooral geïnteresseerd in ben is het proces: welke rol neemt de gemeente op zich, nu al bekend is dat de tegenstanders hun messen slijpen en daarvoor genoeg munitie krijgen aangereikt door een gebrekkig proces en juridisch rammelende besluitvorming? Welke verantwoordelijkheid meent de gemeenteraad te hebben in dit majeure project: wil ze sturend aanwezig zijn om de herontwikkeling tot een goed einde te brengen of laten ze de projectontwikkelaar de kastanjes uit het vuur halen, jarenlang strijden in de rechtbanken en als het niet lukt jammer dan?

De PvdA heeft onbedoeld de grappigste opmerking van allemaal. Zij zijn ‘faliekant tegen het betrekken van de directe omgeving van het kasteel bij de plannen’. Verder weg van de geest van de omgevingswet (participatie!) kun je niet staan, haha. Maar ze bedoelen natuurlijk het bouwen in de directe omgeving van het kasteel. Ze zijn wel heel duidelijk en dichten de gemeenteraad een prominente rol toe in de verdere planvorming. Opvallend is dat de VVD blijkbaar geen mening heeft op dit thema, maar dat wordt verderop in de krant goedgemaakt. Of: goedgemaakt….woningbouw is alleen voorstelbaar als de ontwikkelaar geld tekort komt, zegt de partij. Geloof me: dat kan hij wel aantonen hoor. De VVD miskent daarmee – ondanks dat de provincie in dezelfde zin genoemd wordt – dat instemming verkrijgen vanuit Den Bosch moet voortkomen uit ruimtelijke, cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten en niet uit geld.

Verder is de samenvatting vooral een opsomming vóór of tegen bebouwing. Nou ja, vóór wordt eigenlijk nergens direct genoemd, maar neem maar van mij aan dat CDA’s ‘Behoud door ontwikkeling’ precies dat betekent. Dat kán, maar door de belabberde aansturing van het kasteelplan vanuit het gemeentehuis door achtereenvolgende CDA-wethouders ontwikkelen ze voorlopig vooral veel discussies en rechtszaken ben ik bang. Volgende verkiezingen meer hierover…. 

Langs de lijnen van de inhoud – om met Sigrid Kaag te spreken – vernauwt mijn keuzepalet zich wel enigszins nu, moet ik zeggen. Goed beschouwd zijn er eigenlijk nog drie in de race. Dat belooft wat de komende dagen in mijn brein.

Verkiezingspraat (2): het debat

Gisterenavond brachten Omroep Centraal en het Gemerts Nieuwsblad het lijsttrekkersdebat naar ons, de kiezers, toe. Ik kan me nog erg interessante avonden herinneren in De Eendracht, waar ik ook live bij was en waar de spanning tussen de deelnemers voelbaar was. Nu moesten we het alleen met beeld doen. Tussendoor zappend naar de Giro555-avond (er zijn ook andere dingen gaande) kwam ik tot de conclusie dat het helaas deze keer een ‘année sans’ dreigt te worden: een jaar zonder.

Ik heb een boek geschreven over iemand die twaalf keer actief heeft meegedaan aan de gemeenteraadsverkiezingen (en nu – zijn veertiende keer – zelfs nog lijstduwer is) en daarbij ook meerdere keren (of eigenlijk altijd wel) de ‘top dog’ ofwel de te kloppen man was. Wie “Kumt Goewd” leest, zal concluderen dat de vierjaarlijkse stembusgang vaak genoeg een dreh- und angelpunkt is geweest in de lokale politiek. We herinneren ons natuurlijk de machtsomwentelingen van 1999 en 2010 en de verkiezingen daarna, die de boel weer omflipten. Of de strijd van 1986, toen er ook van alles broeide. Dat had misschien niet zozeer met inhoudelijke onderwerpen te maken, maar meer met machtsverhoudingen en bestuurscultuur. En met sterke mensen, waar Harrie Verkampen zeker toe behoorde.

Maar er waren ook genoeg jaren dat het ‘gewoon doorging’. Dat er geen grote onderwerpen op tafel lagen en een richtingenstrijd zich in geen velden of wegen liet bekennen. Een jaar zonder. Ik heb het gevoel dat we in Gemert-Bakel nu weer zo’n jaar hebben. Niet dat er geen onderwerpen zíjn, maar ze zijn of nog niet echt ontvlamd (het kasteel, maar dat komt over vier jaar wel denk ik, als de chaos op zijn hoogtepunt is), of nog ‘under investigation’ (Cultuurhuis, geurbeleid) of gewoon geen sexy verkiezingsmateriaal (laten we wel wezen: alles waar geen ruimtelijke ordening aan te pas komt).

De mensen

Er zijn ook geen sterke mensen die eens even flink aangepakt zouden moeten worden in zo’n debat, of twee duidelijke opponenten. De lijsttrekker van de VVD (die ik hartstochtelijk heb horen pleiten voor sociale huurwoningen en jongerenwerkers) probeerde het even aan het eind in zijn een-op-een debat met de lijsttrekker van het CDA, maar die trok zijn “why can’t we all just get along?”-kaart, dus dat werd niks. De overige lijsttrekkers zijn aardige lieden met het hart op de goede plek, zeer oudgediend soms, maar retorisch niet vlammend. De nieuweling van D66 was redelijk goed bezig, maar verslikte zich toen hij uitsprak dat het moeilijk is om in De Mortel de supermarkt overeind te houden…als je niet weet dat daar inmiddels het succesvolle Dorpskantoor zit dan heb je voor mij natuurlijk afgedaan, haha.

We hebben nog een week, misschien komt het allemaal nog wat meer tot leven in Gemert-Bakel, maar ik ben er bang voor. Eén belangrijke les neem ik wel mee van gisterenavond: waar zouden wij als kiezer en hullie als politici zijn zonder de lokale media? Zowel de krant als de omroep staan -om verschillende redenen- onder druk en als zij daaraan bezwijken zou dat funest zijn. Het waarborgen van de lokale nieuwsvoorziening, dát zou nog eens een goed en belangrijk onderwerp zijn om als raad in de komende periode je tanden in te zetten.

Het debat: het heeft wel wát geholpen, maar ik ben er nog niet uit.