Landschapsconcentratie

Bijna 1,5 (een populair getal) jaar ben ik afwezig geweest uit het bloglandschap, maar het is er weer tijd voor. Er is inmiddels een dikke vette crisis aan de gang (en wat verandert dat allemaal of niet), zelf heb ik een paar plannetjes lopen voor de toekomst en het is best oké om van tijd tot tijd weer eens wat zinnen aan de wereld toe te vertrouwen: redenen genoeg om de digitale pen van stal te halen. Nou, waar zullen we het eens over hebben? Misschien over ons landschap. En het bouwen daarin. 

Mooie plekken

Ik ben een wandelaar. En een fotograaf. Die twee dingen komen nogal eens samen op mijn persoonlijke Facebook- en Instagrampagina. Een willekeurige wandeling, rundum hause of in een natuurgebied op enige afstand, wordt tenminste eens per kilometer onderbroken omdat het lijnenspel, de ton-sur-ton van de groenigheid of de door bomengroepen en wilgenrijen gevormde coulissen erom schreeuwen om voor de eeuwigheid vastgelegd te worden (en dat deel ik dan op de meest vluchtige platforms van deze tijd, maar laten we ons over die paradox maar niet verbazen). Er zijn gewoon op heel veel verschillende momenten van de dag en het jaar heel veel mooie plekken in Nederland, Brabant, De Mortel. 

Mooie plekken om te wonen zijn het ook vaak. Dat vinden meer mensen. Er is een niet te stillen honger (of lichte trek, in economisch mindere tijden) naar deze locaties; ik vul er mijn tijd ook professioneel aardig mee. De bordjes ‘te koop: perceel grond met bouwmogelijkheid’ intrigeren mij altijd enorm. Niet zelden is er een schromelijk optimisme over het nog te doorlopen planologisch pad. Maar niet zelden weet ik ook: het zou wel kansrijk kúnnen zijn, want dit -beste mensen- is een bebouwingsconcentratie!

Bebouwingsconcentratie

Een woning bouwen in het buitengebied mag niet van de provincie, behálve in de vorm van Ruimte-voor-Ruimte en als een gebied is aangewezen als bebouwingsconcentratie. Een gehucht, een buurtschap, dat zijn voorbeelden. En dus gaan we aan de slag met onze onderbouwing voor het bouwen van een riante woning met dito tuin. En in deze alinea alleen al is nu al vijf keer de term ‘bouw’ gebezigd. Dat zegt eigenlijk genoeg. De concentratie gáát ook naar het bouwen. Het landschap waar het in gebeurt, wordt zo goed en zo kwaad als het kan bewaakt door de landschappers van de gemeente, maar hun lot is dat van afremmer van ontwikkeling en hinderlijke sta-in-de-weg. Omdat er ook nog een inpassingsplan moet komen. Ook dat nog ja, en het kost allemaal al zoveel. 

Inpassen is eigenlijk ook ‘inpakken’ in veel gevallen en dat maakt de architectuur van de nieuwe woning soms niet erg landschapsgevoelig vind ik. Er wordt nog best vaak traditioneel gebouwd, en dan bedoel ik niet in historiserende zin. De mens blijkt behoudend, bouwt meestentijds na wat hij ziet, wat hij kent, praktisch lijkt. Zet een groen hekwerk van unne meter tachtig om de grote tuin en (vaak met tegenzin) een houtsingel eromheen. Want dat moet van de gemeente, dat heet ‘investeren in kwaliteitsverbetering’. 

Landschapsconcentratie

Behalve in het mij omringende landschap struin ik ook wel eens digitaal op Pinterest. En dat heet met recht struinen, want het is plaatjes kijken en op basis van die plaatjes krijg je nieuwe plaatjes voorgeschoteld en die zorgen weer voor nieuwe plaatjes en voor je het weet zit je in een soort architectonische trektocht door de werelddelen. Want mijn oog valt dus heel veel op architectuur-dingen. Fantastisch mooie eigentijdse woningen in eenvoudige vormen, ruim en met veel glas om het landschap in alle richtingen te kunnen voelen. En andersom ook, bezien vanuit de omgeving; als je zo’n woning ziet staan denk je: “wauw, dít is een mooie plek. Hier is het mooi gebleven!” Huis en landschap horen bij elkaar. Die plaatjes hebben de gemeentelijke opstellers van de beeldkwaliteitsplannen ook wel voor ogen en op basis van de regels kán het allemaal gemaakt worden. Maar het gebeurt nog niet op heel erg grote schaal.

“De gemeente wil een schuurwoning, maar ik ga toch niet in een schuur wonen?”

De wensen en de smaak van de mensen ontwikkelen zich niet zo snel in de door de beleidsmakers gewenste richting als dat de ontwikkelingen van het bouwen zelf gaan. Dat lijkt me best lastig voor die beleidsmakers, want de woningen van de mensen die nog niet zover zijn staan er wel tig jaar. Niet dat ze lelijk zijn (lelijk is sowieso een verboden woord in beeldkwaliteitsland, iets is ‘goed’ of ‘minder geslaagd’ en zelfs die kwalificaties wil ik niet hangen aan wat in veel gevallen een soort van levenswerk van de bouwer is), maar je zou met respect voor het landschap dat bezet wordt, of veranderd, iets meer landschapsconcentratie in de bebouwingsconcentratie wensen. In de vormgeving van het huis, in de wijze waarop de voeling met de omgeving en vice versa wordt benaderd. Júist ook voor de nieuwe bewoners (mijn klanten), want woon je niet veel fijner als licht, natuur en uitzicht onderdeel zijn van je nieuwe habitat? Is het daar eígenlijk ook niet gewoon om te doen?

Misschien kunnen de beleidsbepalers ook voor het totaalplaatje eens punten gaan geven, die de landschapsinvestering van de initiatiefnemer in positieve zin -ik bedoel hiermee dalende kosten- kunnen beïnvloeden. Dat versnelt misschien de zo vurig gewenste versmelting van landschap en architectuur. 

Landschap als stimulans in plaats van sluitpost: het wordt hoe dan ook nog een hele wandeling.