Auteursarchief: casper

Landschapsconcentratie

Bijna 1,5 (een populair getal) jaar ben ik afwezig geweest uit het bloglandschap, maar het is er weer tijd voor. Er is inmiddels een dikke vette crisis aan de gang (en wat verandert dat allemaal of niet), zelf heb ik een paar plannetjes lopen voor de toekomst en het is best oké om van tijd tot tijd weer eens wat zinnen aan de wereld toe te vertrouwen: redenen genoeg om de digitale pen van stal te halen. Nou, waar zullen we het eens over hebben? Misschien over ons landschap. En het bouwen daarin. 

Mooie plekken

Ik ben een wandelaar. En een fotograaf. Die twee dingen komen nogal eens samen op mijn persoonlijke Facebook- en Instagrampagina. Een willekeurige wandeling, rundum hause of in een natuurgebied op enige afstand, wordt tenminste eens per kilometer onderbroken omdat het lijnenspel, de ton-sur-ton van de groenigheid of de door bomengroepen en wilgenrijen gevormde coulissen erom schreeuwen om voor de eeuwigheid vastgelegd te worden (en dat deel ik dan op de meest vluchtige platforms van deze tijd, maar laten we ons over die paradox maar niet verbazen). Er zijn gewoon op heel veel verschillende momenten van de dag en het jaar heel veel mooie plekken in Nederland, Brabant, De Mortel. 

Mooie plekken om te wonen zijn het ook vaak. Dat vinden meer mensen. Er is een niet te stillen honger (of lichte trek, in economisch mindere tijden) naar deze locaties; ik vul er mijn tijd ook professioneel aardig mee. De bordjes ‘te koop: perceel grond met bouwmogelijkheid’ intrigeren mij altijd enorm. Niet zelden is er een schromelijk optimisme over het nog te doorlopen planologisch pad. Maar niet zelden weet ik ook: het zou wel kansrijk kúnnen zijn, want dit -beste mensen- is een bebouwingsconcentratie!

Bebouwingsconcentratie

Een woning bouwen in het buitengebied mag niet van de provincie, behálve in de vorm van Ruimte-voor-Ruimte en als een gebied is aangewezen als bebouwingsconcentratie. Een gehucht, een buurtschap, dat zijn voorbeelden. En dus gaan we aan de slag met onze onderbouwing voor het bouwen van een riante woning met dito tuin. En in deze alinea alleen al is nu al vijf keer de term ‘bouw’ gebezigd. Dat zegt eigenlijk genoeg. De concentratie gáát ook naar het bouwen. Het landschap waar het in gebeurt, wordt zo goed en zo kwaad als het kan bewaakt door de landschappers van de gemeente, maar hun lot is dat van afremmer van ontwikkeling en hinderlijke sta-in-de-weg. Omdat er ook nog een inpassingsplan moet komen. Ook dat nog ja, en het kost allemaal al zoveel. 

Inpassen is eigenlijk ook ‘inpakken’ in veel gevallen en dat maakt de architectuur van de nieuwe woning soms niet erg landschapsgevoelig vind ik. Er wordt nog best vaak traditioneel gebouwd, en dan bedoel ik niet in historiserende zin. De mens blijkt behoudend, bouwt meestentijds na wat hij ziet, wat hij kent, praktisch lijkt. Zet een groen hekwerk van unne meter tachtig om de grote tuin en (vaak met tegenzin) een houtsingel eromheen. Want dat moet van de gemeente, dat heet ‘investeren in kwaliteitsverbetering’. 

Landschapsconcentratie

Behalve in het mij omringende landschap struin ik ook wel eens digitaal op Pinterest. En dat heet met recht struinen, want het is plaatjes kijken en op basis van die plaatjes krijg je nieuwe plaatjes voorgeschoteld en die zorgen weer voor nieuwe plaatjes en voor je het weet zit je in een soort architectonische trektocht door de werelddelen. Want mijn oog valt dus heel veel op architectuur-dingen. Fantastisch mooie eigentijdse woningen in eenvoudige vormen, ruim en met veel glas om het landschap in alle richtingen te kunnen voelen. En andersom ook, bezien vanuit de omgeving; als je zo’n woning ziet staan denk je: “wauw, dít is een mooie plek. Hier is het mooi gebleven!” Huis en landschap horen bij elkaar. Die plaatjes hebben de gemeentelijke opstellers van de beeldkwaliteitsplannen ook wel voor ogen en op basis van de regels kán het allemaal gemaakt worden. Maar het gebeurt nog niet op heel erg grote schaal.

“De gemeente wil een schuurwoning, maar ik ga toch niet in een schuur wonen?”

De wensen en de smaak van de mensen ontwikkelen zich niet zo snel in de door de beleidsmakers gewenste richting als dat de ontwikkelingen van het bouwen zelf gaan. Dat lijkt me best lastig voor die beleidsmakers, want de woningen van de mensen die nog niet zover zijn staan er wel tig jaar. Niet dat ze lelijk zijn (lelijk is sowieso een verboden woord in beeldkwaliteitsland, iets is ‘goed’ of ‘minder geslaagd’ en zelfs die kwalificaties wil ik niet hangen aan wat in veel gevallen een soort van levenswerk van de bouwer is), maar je zou met respect voor het landschap dat bezet wordt, of veranderd, iets meer landschapsconcentratie in de bebouwingsconcentratie wensen. In de vormgeving van het huis, in de wijze waarop de voeling met de omgeving en vice versa wordt benaderd. Júist ook voor de nieuwe bewoners (mijn klanten), want woon je niet veel fijner als licht, natuur en uitzicht onderdeel zijn van je nieuwe habitat? Is het daar eígenlijk ook niet gewoon om te doen?

Misschien kunnen de beleidsbepalers ook voor het totaalplaatje eens punten gaan geven, die de landschapsinvestering van de initiatiefnemer in positieve zin -ik bedoel hiermee dalende kosten- kunnen beïnvloeden. Dat versnelt misschien de zo vurig gewenste versmelting van landschap en architectuur. 

Landschap als stimulans in plaats van sluitpost: het wordt hoe dan ook nog een hele wandeling. 

Dataviz it izz!

Voor het eerst sinds weet ik hoe lang zette een docent weer eens een handtekening onder een diploma, of ja: certificaat, als blijvend bewijs dat ik weer een stukje slimmer ben geworden. Sinds begin oktober reisde ik elke dinsdagavond met de trein naar Utrecht, om aan de Hogeschool aldaar de cursus Datavisualisatie en Infographics te volgen. Lessen met medestudenten, huiswerk maken, een soort van stressen voor een eindopdracht, het kwam weer allemaal voorbij. En ik vond het leuk.

Het mag algemeen bekend zijn onder de mensen die mij kennen dat er voor mij meer interessante dingen in het leven zijn dan de ruimtelijke ordening of het spreekwoordelijk stoeien met ambtenaren. Eerder dit jaar heb ik me erop toegelegd om me te oriënteren op een vakgebied of onderwerp dat me breder laat kijken dan dat. Mijn zusje had deze cursus wel eens voorbij laten komen via de app (in de zin van ‘echt iets voor jou’) en na enig onderzoek naar het brede scala aan studiemogelijkheden heb ik besloten om hier maar eens mee te beginnen. En met succes dus.

Een nieuwe wereld

Infographics en datavisualisatie zien we in toenemende mate om ons heen, zeker met de onnoemelijke hoeveelheden data die worden verzameld en beschikbaar worden gesteld. De cursus richtte zich op de vraag welke methoden en technieken er zijn om dat allemaal visueel te communiceren, op een zodanige wijze dat wat je verbeeldt ook aanslaat bij je doelgroep. De cursus valt niet voor niets onder het Centrum voor Communicatie en Journalistiek van de Hogeschool.

Met voorbeelden en bespreking daarvan (wat is er goed aan, wat werkt en wat niet, hoe kijken mensen, welke manieren zijn er om je verhaal te vertellen) kreeg ik gaandeweg een beeld van een voor mij redelijk nieuwe wereld. Ook wel overdonderend, omdat die wereld al zo wijd vertakt is en heeft geleid tot duizenden goede, mooie en ook grappige voorbeelden; er zijn congressen en awards en talloze professionals die zich met ‘dataviz’ en infographics bezighouden. Ik ben er een paar gaan volgen op Twitter en er komt werkelijk van alles prachtigs voorbij. Vind daar maar eens een plekje tussen, vooropgesteld dat dat is wat ik zou willen.

Voorbeeld van een vrij kunstige datavisualisatie over het weer in Eindhoven (studio TERP)

Ik kan het

Inspiratie genoeg, zoveel is duidelijk. En de beoordeling van mijn eindopdracht (een infographic die verband houdt met mijn projectaandrijving) werd zodanig goed ontvangen, dat ik wel móet concluderen dat het me ligt en dat ik het kan. Het gaat dan vooral niet alleen over ontwerpen (want er zijn magistralere ontwerpers dan ik ben), maar om het samenvatten en verpakken van het verhaal in een overzichtelijk geheel. Het schema erachter, wat wil je vertellen, wat kun je weglaten, enzovoort enzovoort. Er zijn ook echt behoorlijk wat minder geslaagde voorbeelden te vinden, waaruit blijkt dat dát aspect van datavisualisatie heel belangrijk is en niet bij iedereen kan worden neergelegd.

Vooralsnog zie ik de mogelijkheid om infographics, schema’s, grafieken en datavisualisatie op een goede en mooie manier ook in mijn projecten en andere hobby’s te verwerken. Kijk bijvoorbeeld hier voor een simpel verschuifbaar voor-naplaatje van het project van Goed Wonen aan de Prinses Irenestraat in Gemert, ook een visualisatie.

Ik zal dan ook dankbaar gebruik maken van de technieken, apps en sites die me zijn aangereikt en verdere kennis op gaan snuiven. Of dat leidt tot een meer uitgebreide neventak of wie weet een complete switch, dat zal de toekomst uitwijzen. Daarvoor zal ik nog iets meer vlieguren moeten maken. Maar het begin is er en ik stap dat vliegtuig nog niet uit.

Een mooi doel voor 2019. Tijdens de feestdagen maar eens visualiseren hoe dat eruit kan gaan zien.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Mijn eindopdracht: een poster om mijn klanten te informeren over het r.o.-traject (lage resolutie)

Omgevingswet: het moet nog groeien zeg maar

Laat ik ook eens iets zeggen over de Omgevingswet, zoals het een professional in het werkveld van de ruimtelijke ordening betaamt. Voor wie dat niet is: deze nieuwe wet verandert het hele stelsel van bestemmingsplannen en vergunningen voor iedereen over alles. Pretty ingrijpend dus. Daar moet je wel iets van vinden, daar moet je iets van weten. Nu ben ik wel van de school ‘ik heur het wel‘: voordat die wet daadwerkelijk in werking treedt (2021 denken ze nu) wordt ie nog wel een paar keer aangepast, dus ik ga me er écht in verdiepen als het plaatje bijna compleet is. Maar ik wil er al wel vast dit over zeggen: het lijkt mij verschrikkelijk.

Seminars en instapsessies

Zoals het gaat met dergelijke substantiële wetswijzigingen krijgen gemeente-ambtenaren, adviseurs, bestuurders volop de kans om zich te laten informeren en zich mee te laten slepen in dit avontuur. Dat gebeurt dan tegenwoordig niet alleen met rechttoe-rechtaan seminars (waarvan ik er gister in Arnhem een bijwoonde), maar ook met inspiratiesessies in een escaperoom-achtige setting, slagsessies, ateliersessies, regio-experiences en dat gaat nog wel even zo door tot (na) 2021. En dat is ook goed en nodig, want er komt zogezegd nogal wat op ons af. ‘Ons’ als in: Nederland.

Vooral juristen raken erg geïnspireerd door de nieuwe Omgevingswet en dat stralen ze (zoals gisteren) ook echt uit. Ze kunnen tijdens zo’n seminar ook echt laten zien dat ze de wetten en besluiten tot nu toe helemaal hebben doorgeakkerd (‘En waar staat dat dan? Artikel 2.345 lid a natuurlijk!’) én vinden het heerlijk om hiaten en onvermoede consequenties van de nieuwe wetgeving te duiden (“…dus: de wetgever wíl deregulering; dat gaat dus zo niet lukken als je artikel 4.56 goed uitvoert!”) . Sowieso, als je passie voor je vak uit kunt stralen heb je bij mij een streepje voor. Dus daarover niets dan goeds.

Eenvoudig beter?

Nu dan over de wet zelf, ondanks dat ik het hele ding nog niet eens 1 keer gelezen heb, laat staan alle invoeringsbesluiten en andere dingen die eraan hangen. Uit wat ik er nu van weet komt bij mij één conclusie bovendrijven: waarom? Ja, om het ‘eenvoudig beter’ te maken, zo stelt het ministerie. Minder regels, meer ruimte. Maar wat ze nu in elkaar geknutseld hebben, daar wordt echt niemand blij van hoor, dat bestaat niet. Ja, eerdergenoemde juristen en adviesbureaus, die wel. Dat zou ik dan misschien ook wel moeten zijn (‘jeuj, meer werk’). Maar ik zie vooral onduidelijkheden die alleen door jurisprudentie (rechtszaken) weggewerkt kunnen worden, verschillen tussen gemeenten in plaats van algemene normen, een hoge mate van vertrouwen in ICT-projecten bij de overheid en heel veel regels op heel veel pagina’s. Een oud-collega printte een half jaar geleden de regels uit zo’n (proef-)omgevingsplan voor één agrarisch perceel eens uit: haar hele bureau lag vol met papier!

En dat komt, ik heb het al eens eerder geduid, omdat we alles zodanig dichtgeregeld hebben, dat voor elke regel die we weg willen halen we weer twee nieuwe regels nodig hebben om de ongewenste effecten teniet te doen. Zoals een van de sprekers gisteren beeldend aanhaalde: je hebt een grote zak, strak gevuld met water, en houdt een gaatje dicht met je duim, maar dan ontstaan elders weer nieuwe gaatjes waar het water uitstroomt. Die moet je dan weer dichten (met nieuwe regels).

Golfbeweging

Als objectief niet is vast te stellen dat het een verbetering wordt, dan is de enige verklaring voor het feit dat het toch allemaal op de schop moet, dat dingen nu eenmaal van tijd tot tijd op de schop moeten. Dat zit intrinsiek in ons. Dat zorgt voor de golfbeweging die we op zoveel vlakken zien. En dus gaan we weer voor een complete reset, een herziening van het gehele stelsel. Dat kán goed aflopen en dat zal misschien ook wel (ruimtelijkeplannen is ook een verademing ten opzichte van de oude papieren lappendeken), maar ik moet het nog zien. Volgens mij hebben we niet te maken met een golfbeweging die steeds op het nulpunt terugkomt, maar met een die zichzelf steeds verder in de nesten werkt. De grafiek hieronder verbeeldt wat ik voel.

De liefde moet nog groeien, zeg maar. Maar lees je het bovenstaande, dan kun je je afvragen of ik nog wel binnen dat stelsel thuishoor. Of dat ik misschien eerder toe ben aan een herziening van mezelf. Ik heb nog tot 2021 (op zijn minst).

De overeenkomt tussen contracten

Wat zijn contracten toch geniepige dingen. Helaas zijn er steeds meer van nodig en lijken ze alleen maar langer en moeilijker te worden. Een uitvloeisel van deze tijd, waarin alles steeds sneller steeds juridischer wordt aangevlogen. Ik heb een haat-liefdeverhouding met die dingen. Enerzijds verfoei ik ze: waarom is dat nou allemaal nodig, why can’t we all just ‘get along’ (vrij naar Jack Nicholson in Mars Attacks)? Anderzijds is het ook vaak prettig om een achtervang te hebben, zekerheden waar je op terug kunt vallen als het er nauwt. Maar geniepig worden contracten pas écht als er foutjes worden gemaakt.

Fouten

En fouten, die tref je nogal eens aan. Gemaakt door de beste notarissen en de duurste advocaten. Het zijn die foutjes waar je overheen leest, maar die als het erop aan komt een groot verschil maken. En het zijn gek genoeg ook altijd de fóutjes die aan de oppervlakte komen. Net op dát punt ontstaat er een dispuut. Laat ik het dicht bij mijn vakgebied houden. Hoe vaak heb ik nu al niet gelezen: “Dit en dat is van toepassing op het moment dat het onherroepelijk bestemmingsplan is vastgesteld.” Dat klopt dus niet, dat moment bestaat niet. De gemeenteraad stelt het bestemmingsplan vast, het moment dat het onherroepelijk wordt is een heel ander moment.  Je kunt natuurlijk wel vaststellen dat het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden, maar dat staat er niet. Of er wordt mee bedoeld het moment dat het bestemmingsplan, dat op enig moment onherroepelijk is geworden, is vastgesteld door de gemeenteraad. Maar dat is wel erg omslachtig omschreven.

Wanneer treedt die regel in het contract nou in werking? Stel dat het gaat om ontbinding van een overeenkomst, of de levering en betaling van grond. Het maakt dan nogal wat uit. En meestal kom je er wel uit omdat beide contractpartijen de bedoeling wel kennen, maar het vergt toch weer de nodige discussie (“Ja, maar zo is het niet bedoeld!”. “Nee, maar zo staat het er wel.”), het vergt heel wat zinsontleding en kennis van de ruimtelijke ordeningswetgeving.

Lezen

Dat kun je van tevoren voorkomen door een contract goed te laten lezen en te analyseren. Door mij bijvoorbeeld. Eerlijk gezegd vind ik het heerlijk om me in zo’n contract taalkundig te verdiepen, zinnen te ontleden, verbanden te zien tussen het ene artikel en het andere artikel. Fouten eruit halen. Ook voor contracten die niets met de r.o. te maken hebben. Natuurlijk ben ik niet van alle onderwerpen inhoudelijk goed op de hoogte, maar lézen kan ik wel. Ook dat is nog geen garantie op een discussieloos traject of een geheel foutloze overeenkomst, maar het scheelt allicht een hortje.

En als je dan een overduidelijk verkeerd verband of foutieve terminologie blootlegt, geeft dat ook wel een behoorlijke voldoening. Alsof Het Contract een onverslaanbaar monster is dat jij hebt verslagen, die onoverzichtelijke aaneenschakeling van moeilijke woorden. Zonder mij was alles in het honderd gelopen! Hoezee!

Nu moet gezegd dat ik zelf ook wel eens tegen de lamp ben gelopen, hoor. Dan moest ik toch ook wel erkennen dat het er op zijn minst niet duidelijk in stond, voor meerdere uitleg vatbaar was, of gewoon fout. Al doende leert men. Dan baal je even als een stekker. Het ging bij die momenten gelukkig niet om een koe (zoals ze bij ons zeggen als iets heel erg waardevols wordt verhandeld), maar het doet je beseffen dat waakzaamheid immer geboden is. Vóórdat de handtekening eronder staat.

Laten we dat afspreken. Oh ja, het foutje in de titel is expres, maar dat had je inmiddels al wel geraden. Je kent me toch?

Dansen op de vulkaan

Emoties borrelen. Emoties tieren. Emoties vertroebelen. Ook in mijn geval. Het komt allemaal niet zo goed van pas als je een project tot een goed einde wilt brengen, maar dat is het met emoties: ik kan het niet helpen. Vooral als ik ten diepste word aangesproken op eerlijkheid, dan gaan er dingen aan het schuiven in mijn lichaam die in veel gevallen mijn vingers aanzetten tot het typen van ellenlange mails. Of die ervoor zorgen dat mijn verbale kwaliteiten ineens gehalveerd lijken te zijn, getuige de halve zinnen die ik dan uitspreek.

Afgelopen week ben ik, in het openbaar nog wel, voor leugenaar uitgemaakt. Niet in het openbaar ben ik (blijkbaar, ik was er zelf niet bij) ‘de grootste misdadiger van allemaal’ genoemd. Nou kan ik daar ook wel weer best goed tegen, want mensen vergeten dat ik opgeleid ben als gemeente-ambtenaar. Dan maak je wel wat mee hoor. En ook toen al wist ik dat ik altijd naar eer en geweten handelde. En dat is het belangrijkste.

Het kasteel maar weer een keer

Maar ook oneerlijkheid op de inhoud doet mij wat. Berichtgeving over Kasteel Gemert triggert van alles in mijn lijf en leden. Waarom?

De gemeente in 2014: “Bouwen in de ommuurde tuin is bespreekbaar, maar alleen als het functioneel nodig is voor de herontwikkeling, niet om extra opbrengst te genereren.” De gemeente in 2018: “Ook woningbouw, al dan niet gecombineerd met (ondergronds) parkeren is in de ommuurde tuin ruimtelijk voorstelbaar”. Foetsie is de functionele relatie. Dat had wat gescheeld hoor, als dit in 2014 al het standpunt zou zijn geweest.

De gemeente in 2014: “We beoordelen alleen een totaalplan, inclusief het parkeren en de verkeerskundige structuur.” De gemeente in 2018: “Het is nu nog te vroeg om te zeggen waar er straks wel en niet geparkeerd kan worden. Het is nog een vlekkenplan, de onderdelen moeten eerst nader worden uitgewerkt.”

De gemeente, tussen 2012 en 2016 herhaaldelijk: “Nee, wij toetsen alleen het plan, wij participeren niet en hebben geen functies die in het Kasteel zouden kunnen”. De gemeente in 2018: “De Eendracht verplaatsen naar het Kasteel? Kunnen we over in gesprek.”

Ik wéét hoe het werkt, ik weet dat vertrouwen hier het sleutelwoord is, ik weet dat ons traject niet altijd volgens conventionele paden verliep, ik weet het allemaal. Maar het voelt zó oneerlijk. Ik kan dat niet goed uitleggen in een paar zinnen. Ik kan er verder ook niks aan doen en er verandert niets. Ik kan het alleen maar laten borrelen.

Geniet dus nog maar even van dit blogje, waarschijnlijk verwijder ik het straks weer. Had ik dat maar met al die te snel verstuurde ellenlange emails kunnen doen….

Howick en Lili en de ruimtelijke ordening

Het klinkt als een slechte parodie op een Suske en Wiske-titel, wat door het gebrek aan alliteratie natuurlijk alleen maar erger wordt. Het is ook nogal wat om de twee Armeense kinderen te gebruiken voor een blog; het is dat het onderwerp waar ze aan gelinkt worden (ruimtelijke ordening) allerminst sexy of commercieel is, anders had ik nu de poppen aan het dansen. Maar het komt erop neer dat de discussie die twee weken geleden zo hoog opspeelde mij ook aan een inzicht hielp als het gaat om ruimtelijke ordening en handhaving.

Tijd

Tijd is het sleutelwoord. Vriend en vijand is het er volgens mij over eens dat de kwestie van Howick en Lili niet zulke groots uitgemeten vormen aan zou hebben genomen als de asielprocedure die zij volgden een stuk sneller was verlopen. Als zij binnen enkele maanden definitief uitsluitsel hadden gekregen dat ze niet in ons land mochten blijven, hadden zij de taal nooit geleerd en nooit die vriendschappen opgebouwd die hen nu tot steun waren. Het is ook wel zo, zo begreep ik uit de analyses, dat de asielprocedure op zichzelf niet heel lang hoeft te duren, maar dat de beroepsmogelijkheden die daarop volgen (en aangespannen worden door de betrokken mensen zelf) de boel aardig lang op kunnen rekken. Tot een soort van point of no return -in de beeldvorming althans- bereikt is. Dat bleek dus ook, met alle politieke (imago)schade van dien.

Tijd is een belangrijke factor in handhavingszaken binnen de ruimtelijke ordening. Als de gemeente strijdigheden niet meteen constateert en aanpakt, wordt het moeilijker en moeilijker om later nog geloofwaardig te strijden tegen de ruimtelijke misstand. En terecht: hoe kun je ineens na 30 jaar een brief schrijven dat de vergunningsloos geplaatste bouwwerken toch echt niet kunnen? Dan sta je na veel vijven en zessen misschien wel in je recht als bevoegd gezag, maar je ontmoet zóveel weerstand dat er alleen maar chagrijn van komt. De boosdoener wijst ondertussen ook nog eens driftig met de wijsvinger over de kaart: en daar dan? En daar dan? En daar dan?

Hetzelfde geldt eigenlijk voor procedures aan de voorkant. “Waarom moet het toch allemaal zo lang duren?” is een van de meest uitgestorte hartekreten die ik aan de keukentafels tegenkom. En dan betreft het nog niet eens de meer ingewikkelde bouwplannen. Veranderingen die voor de mensen zelf volstrekt logisch aanvoelen en in hun ogen absoluut geen kwaad kunnen (en waar ook uiteindelijk meteen toestemming voor wordt gegeven), worden in een bestek van maanden door de molens gesleept. Voor het gevoel moet dat ook in weken kunnen. Hoe vaak begint men dan niet alvast, of gewoon zonder procedure? En dan loopt iedereen weer achter de feiten aan (begin nu weer te lezen bij de vorige alinea).

Kikkers

Het is inherent aan ons systeem dat de processen zo traag gaan. De stukken moeten nu eenmaal beoordeeld worden, er moet een magistraal aantal vinkjes aan worden gekruist, je moet nu eenmaal iedereen gelegenheid geven om zijn zegje erover te doen (en nog een keer en nog een keer als het antwoord ze niet bevalt) en er moeten voldoende mensen zijn die de strijdigheden buiten in het veld signaleren en opvolgen. Een kink in die kabel leidt dan al snel tot oponthoud. Het is wel logisch, maar het is zo moeilijk uit te leggen. Mijn stelling is dat door versnelling de kikkers langer in de kruiwagen blijven en daar heeft iedereen profijt van. Het is overigens niet zo’n prikkelende of revolutionaire stelling, dat besef ik maar al te goed.

Dan nóg spelen in de opstandigheid richting het bevoegd gezag meer factoren een rol. Zeg maar: het karakter van de kikkers. De opstandigheid zelf bijvoorbeeld: dat kan de gemeente nu wel willen, maar ik doe het gewoon toch anders. Of het loopt langs de lijn van het zelfbeschikkingsrecht: ik maak zelf wel uit wat ik op mijn eigen grond doe. Of zuinigheid speelt een rol, want het wordt toch allemaal als zonde-geld gezien, die leges en advieskosten. Als je dat in de zak kunt houden is het mooi meegenomen. Ik vrees dat deze menselijke eigenschappen, die ik in meer of mindere mate in diverse vormen al ben tegengekomen de afgelopen jaren, hardnekkig zijn en niet het moment dichterbij brengen dat er helemaal geen spanningen meer zijn tussen ‘de gemeente’ en de burgers die de ruimte om zich heen willen veranderen.

Maar dat het sneller kan lopen, dát moet toch wel een keer gaan lukken? Omgevingswet-adepten roepen dan meteen ‘vanaf 2021!’, maar ik moet het nog zien. Ik weet het eigenlijk al wel.

Bemoedigend: bij het zoeken naar een grafiek ter opleuking van deze tekst blijkt dat de afhandeling van asielaanvragen de laatste jaren al een stuk sneller gaat.

Mensenwerk

Afgelopen vrijdag mocht ik op uitnodiging van twee oud-gemeentecollega’s aanschuiven bij een reünie-achtige middag met als thema de Pilot Reconstructie die 20 jaar geleden in Gemert-Bakel is ingezet. Zij wilden op deze manier op een informele manier stilstaan bij het politieke afscheid van Harrie Verkampen, bestuurlijk kartrekker van de Pilot. Mijn rol in dit hele verhaal was overigens destijds ambtelijk projectleider voor de uitvoering van de recreatieve projectlocatie Bakel-Milheeze en de dag begon ook daar, op golfbaan Stippelberg.

Rondrit

In de middag kregen we tijdens een rondrit met een busje de ongelooflijke verandering van het landschap voorgeschoteld. Met de ‘voor’-foto’s op een A4-tje in de hand trokken de beelden van ‘na’ live aan ons voorbij. Kronkelende beken hebben rechte sloten vervangen, er worden -na jaren stagnatie- nu wel volop ruime (en ook heel erg zeer ontzettend ruime) woningen gebouwd op plekken waar eerst varkensstallen de randen van dorpen en bossen in hun greep hielden, en ook zagen we stallen die een paar slagen groter zijn dan die we kennen uit onze jeugd. De hele tour was ook een leermoment om te ontdekken hoe snel nieuw landschap went.

Ondertussen ontsproten aan de deelnemers van de middag (voor het gemak: een kleine tiental ambtenaren van provincie, gemeente en waterschap) allerlei anekdotes over de totstandkoming en uitvoering van het plan. Over de ontelbare keren dat groepjes mensen (wethouders, ministers, belangengroepen) in vergelijkbare busjes door het gebied zijn vervoerd, over de discussies en gesprekken met boeren, burgers en buitenlui, over de mislukkingen en de successen van de gekozen aanpak. Het was boeiend en bijzonder.

Mensen

Van tijd tot tijd werd een prikkelende vraag het gezelschap in geslingerd; het gezelschap was ernaar om elkaar, en met name Verkampen, te bevragen naar eerdergenoemde successen, mislukkingen en de factoren die daaraan ten grondslag hebben gelegen. Uit die gesprekken trek ik in ieder geval de conclusie dat er één factor is die allesbepalend is in dit soort processen (en eigenlijk in alle processen), en dat is de Mens. Wie zit er op welke post? Welke bevlogenheid en betrokkenheid heeft zich van hem of haar meester gemaakt? Heeft hij of zij de goede intenties en weet hij of zij deze om te zetten in voorstellen, daadkracht, besluitvorming, vertrouwen? Want vertrouwen tussen mensen, dat maakt het pad vrij voor verandering.

In dat busje en tijdens het dineetje na afloop van de rondrit (weer bij de golfbaan, heerlijk en veel) was het ook duidelijk dat het niet alleen die ene wethouder is geweest, maar ook de mensen om hem heen, die de Pilot Reconstructie tot een succes hebben gemaakt. Want dat is het toch zeker wel geworden, als je de doelstellingen en het projectenplaatje van toen erbij pakt. En die mensen zijn zelf nog steeds actief en oprecht betrokken bij de vele uitdagingen die ook nu nog (of: weer) op het bordje van het platteland liggen. Want het houdt nooit op, zo lijkt het wel. Er werd zelfs weinig verhullend gepolst of d’n inne of d’n andere wel weer in was voor een van die klussen. De les: succes is bij uitstek mensenwerk.

Noem het inspirerend, maar ik had een leuke dag.

Huisnummers en Hinderwet

Het is een nogal hardnekkige kwestie in de ruimtelijke ordening. Dat je toestemming denkt te hebben voor iets omdat er in het verleden toestemming was. “Er zit nog een huisnummer op” is denk ik wel de meest gehoorde uitspraak. En geef de mensen eens ongelijk: een huisnummer, dat heb je niet voor niets. Het is een nummer dat hoort bij een huis of een pand. Dat nummer is gegeven door de overheid. Dus heeft de overheid toestemming gegeven dat op die plek een woning of een bedrijf zit. Maar zo werkt het dus niet.

Verschillende werelden

Ik mag vaak dingen uitleggen aan mensen, en dit is er een van. Dat de overheid weliswaar in hun ogen één is, maar in werkelijkheid uit verschillende werelden bestaat. De afdeling huisnummering pleegt geen ruimtelijke ordening, de mensen die de OZB innen stellen geen bestemmingsplannen vast. De Hinderwet, ook al zo’n ingesleten term (‘ja, maar er zit nog een Hinderwetvergunning op’), is al lang geleden afgeschaft en je kunt er niet meer op boeren. Een positief antwoord van 1986 namens B&W op een brief is géén vergunning om in 2018 een huis te mogen bouwen.

Het zijn wél vaak aanwijzingen dat een gemeente op een bepaalde manier tegen plekken aankijkt of dat er een positieve grondhouding is geweest om aan een plan mee te werken. Dus alle informatie uit het verleden is zeker nuttig. Dat geldt ook voor de huisnummers, of die prachtige rode stipjes op oude topografische kaarten. Het hart van ons planologen maakt een vreugdesprongetje als we die ontdekken want dat betekent ‘dat er vroeger al iets gestaan heeft’. Gedegen huiswerk in het gemeentearchief leidt dan niet zelden tot een mooi verhaal over een vergane boerderij of arbeiderswoning en een haakje voor de gewenste ontwikkeling of de beoogde beeldkwaliteit. Maar het bestemmingsplan of de vergunning zal altijd nog geregeld moeten worden.

Actualiseren

Want iedereen kan van het volgende uitgaan: sinds de actualisering en digitalisering van bestemmingsplannen mag alleen dat wat er nu is. Alle verborgen ‘rechten’ zijn inmiddels weggeïnventariseerd en wegbestemd (ironisch genoeg was mijn eerste klusje bij de gemeente in 1997 het rondfietsen door de dorpskernen om de inventarisatie van het stedenbouwkundig bureau te checken. Was daar inderdaad nog een winkel? Is op die plek nu een bedrijf of een kantoor gevestigd? Ik kan dus zelf best in zekere zin schuldig zijn aan het tenietdoen van veronderstelde rechten).

Wil je iets veranderen, dan moet je altijd langs de gemeente. Op die manier is er altijd controle op elke verandering en kan een ontwikkelaar niet ineens met een bouwrecht van nog 20 woningen aankomen dat ergens verstopt zat in een of ander superglobaal bestemmingsplan Stadsuitbreiding 1955). Dus het biedt ook rechtszekerheid voor jou als buurman van net díe wei. Het is wat het nu is, en anders komt het als nieuw plan in de krant en op Internet. Voor iedereen openbaar en traceerbaar.

Helaas is de controledrang bij de overheid (of de angst dat veranderingen onwelgevallig zijn) niet minder geworden de laatste tijd en lijkt de flexibiliteit van weleer vervangen door rigide sectorale beleidsregels op detailniveau, zodat veranderen vaak moeilijk is in plaats van leuk. Maar dat is misschien een onderwerp voor een volgende keer. Het was net zo’n vrolijke, positief gestemde blog….

Onthoud voor nu maar: garanties uit het verleden bieden niet per sé succes in de toekomst.

Oude topografische kaart (1900) met de rode blokjes, die bebouwing voorstellen

Klein bedrijf, Big Data

Big Data zijn ‘hot’. Elke swipe op je telefoon, elke klik met de muis wordt in een of andere vorm geregistreerd en verorberd door de Cookiemonsters van deze wereld. Miljarden gegevens van miljarden personen en bedrijven zijn ergens opgeslagen om te worden geanalyseerd en gebruikt ten gunste van de goede zaak, in de ogen van de zaak zelf dan. Laat ik ook eens een steentje bijdragen aan deze Nieuwe Wereld.

Dat zowat de gehele werkzame bevolking verkoeling aan het zoeken is aan de côte’s en costa’s gaf mij gelegenheid om de historische resultaten van Projectaandrijving eens wat nader te bekijken (‘historisch’ in de zin van ‘uit het verleden’, niet dat mijn resultaten nu al historie hebben geschreven). Ik heb een aantal van die gegevens gevisualiseerd in onderstaande infographic. Het beperkt zich tot de ruimtelijke plannen waarvoor een bestemmingsplanprocedure (of omgevingsvergunningsprocedure) is doorlopen en de gegevens over de kosten en tijdbesteding betreffen ook nog eens de woningbouwprojecten. Andersoortige opdrachten ontbreken in het palet, als ook de projecten die nog lopen, dus een volledig overzicht van de bedrijfsresultaten is het allerminst. Het geeft wél inzicht (jou én mij) in een aantal kengetallen die nuttig kunnen zijn bij toekomstige projecten en andere klussen.

Ach, het was gewoon leuk om te doen. En dat is ook wat waard. Heel veel, eigenlijk.

IJsblokjes op de A58

In de relatieve kalmte van het Mortelse platteland wil je nog wel eens uit het oog verliezen dat op plekken waar ze wél snelwegen hebben de economie in volle vaart bezig is. Het mooie is dan dat je je ook nog wel eens verwondert over wat er allemaal gebeurt, hoe druk het is en wat er allemaal aan je voorbij trekt of andersom. Dat overkwam mij deze week. De bestemming was Breda, de A58 het grootste deel van mijn route.

Het is nog niet eens de snelweg waar de meeste auto’s op rijden of waar de meeste bedrijventerreinen aan liggen. Maar het is genoeg om regelmatig te verzuchten ‘man, man, man’ (en niet alleen vanwege de drukte en wat dat doet met een vent in een Modus zonder airco). De tweebaans weg vormt zich gedurende de dag op natuurlijke wijze om tot een eenbaansweg voor personenauto’s en daar pal naast een eenbaansweg voor heel veel vrachtwagens. Kuijpers Logistics, Benny van Bergenhenegouwen Transport, Hermans geconditioneerd koeltransport: ze rijden trouw achter elkaar aan als een uitvergrote versie van de stippellijn die de beide wegbanen scheidt. Ongelooflijk wat in dit land elke dag weer wordt vervoerd. Bedenk eens wat er allemaal in die wagens zit en waar het naar toe gaat. Van bedrijf naar bedrijf naar bedrijf naar bedrijf, en het is of wordt uiteindelijk allemaal door iemand gekocht. Hoe kan het toch blijven bestaan?

Dat vraag je je ook af als je je blik (heel eventjes maar natuurlijk) richt naar de blokkendoosjes aan de kant van de snelweg. De ene glimmend en fonkelnieuw, de ander iets aftandser met een vergeeld reclamebord in Comic Sans. Groot, groter, grootst (Rhenus Logistics!) of een bescheiden pand waar meerdere bedrijven in huizen. En wat het allemaal máákt of verkoopt…… tuinmachines, kampeerartikelen, gegalvaniseerde ankerveren of van die aluminum koppelstukken voor rotatie-units van de besturingssystemen van melkrobots (bijvoorbeeld). Bo-cam, JV Products, Van Diem Technics. Hoe kan het toch blijven bestaan?

IJsblokjes

Vorig weekend hadden we een gezellig feestje in Gemert. De middag ervoor reden we achter een auto, die de straat inreed waar het feestje werd gegeven. “Die gaat daarnaartoe,” zei ik, enigszins gekscherend. Het bleek wel zo te zijn. Het was de bestelwagen van IJsblokjes.nl. Die kwam de ijsblokjes afleveren! Het bedrijf zit in Waddinxveen. IJsblokjes. Uit Waddinxveen. Naar Gemert! (Je rijdt dan trouwens over de A12 en de A2, wat de kop van deze blog enigszins misleidend maakt, maar dat is vrije expressie). Wie verzint het? Het bier is trouwens de hele avond keurig op een verkoelende temperatuur gebleven en ik heb toch slechte ervaringen met feestvierders die het bier in een teil willen koelen op een hete zomerdag. Het zal het Waddinxveense water zijn. IJsblokjes.nl, onthoud die naam dus.

Ik heb het altijd fascinerend gevonden dat al die bedrijven maar blijven draaien. Dat overal handel voor is. Dat er altijd mensen zijn die juist die bedrijven weten te vinden. Voor mijn gevoel sta ik daar best ver van af, maar dat heeft te maken met het feit dat die ondernemingen echt iets maken of verhandelen. Kom ik aan met mijn diensten. Gevoelsmatig is dat een ander type onderneming, dienstbaar aan, minder op de barricaden van het ondernemerschap. Maar goed, feitelijk is het natuurlijk wel hetzelfde. Mijn handel is ook handel.

Ja, eigenlijk ben ik ook een transporteur, ik vervoer projecten van idee naar uitvoerbaarheid. Alleen voltrekt zich dit proces enkel over digitale snelwegen en de stroperige paden der bureaucratische procedures, onzichtbaar voor al die mensen op de A58.

Kalb Logistics, Always on the Move!