Vandaag kreeg ik een telefoontje van een journalist van het ED. Of ik wilde reageren op het artikel dat vandaag is geplaatst over de visie op woningbouw in de regio (klik hier voor het artikel). Ik wilde dat graag doen, als kartrekker voor een aantal woningbouwprojecten in onze kleine kern De Mortel. Het is natuurlijk maar de vraag welke quote er in de krant komt, dat zal nooit het hele verhaal kunnen zijn. Daarom ben ik ze vast voor: dit heb ik (ongeveer) gezegd.
Het eerste wat ik dacht was een lokale uitdrukking die ook regionaal bekend is: „Nou dè wir”. Eens in de zoveel tijd komen dit soort onderwerpen voorbij. Het is een veelomvattend verhaal, dat ook niet in 1 quote te vangen is. Een visie en langetermijnperspectief is goed, daar zijn het bestuurders voor. Maar wat me wel stoort is het ontkennen van een lokale vraag en een lokaal gevoel. Een deel van de mensen maakt het inderdaad niet uit waar ze wonen. Maar heel erg veel mensen hebben een enorme sociale binding. Die willen in hún dorp wonen, hun hele leven lang. Voor dat lokaal gevoel is eigenlijk nooit een plek in het beleid en dat is al heel lang heel jammer. Het lijkt het eerste te zijn wat verdwijnt als lokale bestuurders aan regionale tafels plaatsnemen. Ondersteund door demografische beschouwingen en langetermijnontwikkelingen ontkom je ook niet aan de conclusies. Ik zie ze ook wel.
De bedenkers van het plan schetsen een toekomst die er dus misschien wel komt, maar daar horen nog heel veel stappen tussen. Giet het niet meteen in het vat van een regionaal planningsoverleg. Laat dingen ook gewoon gebeuren. De smid is er ook niet meer, maar niet omdat een tafel vol bestuurders en projectontwikkelaars in Helmond heeft gezegd dat hij zijn handel moest opdoeken. Ík zou niet de lokale bestuurder willen zijn die tegen een dorp zegt: we hebben het in de regio besproken en alleen die groep mensen mag hier nog komen wonen.
Wat betreft de voorzieningen zie ook ik de druk die ontstaat en ik pleit er zeker niet voor om alles maar met vrijwilligers in stand te houden. Dat gaat niet. Maar er ís ook denkkracht in de dorpen voor creatieve, hedendaagse oplossingen. En die denkkracht behoud je onder meer door woningen te bouwen, door mensen te houden van alle rangen, standen en leeftijden. Zoals een dorp is.
Kortom: goed om een visie op de toekomst te hebben, maar faciliteer stapsgewijs het proces daarnaartoe, samen met de lokale gemeenschap.
Aan het eind van het gesprek heb ik het (te lange) voorbeeld van onze eigen dorpswinkel genoemd. Afgelopen zomer werd ik gevraagd om met een tiental mensen, overwegend jong (35-45), de toekomst van de dorpswinkel te bepraten. Was er nog wel een toekomst? Of is het iets van vruuger, iets wat mensen niet meer willen? Zijn er andere opties, iets met internet of afhaalpunt of weet ik wat? We stonden klaar met een dorpsenquête en toen meldde zich een jong, Mortels stel dat de winkel (in een iets andere vorm en afgeslankt) voort wil zetten. Wat moet je dan doen? Moeten we tegen dat stel zeggen dat dat niet kan omdat de regio er in tegenstelling tot henzelf geen brood in ziet? Of moeten we het toejuichen en het initiatief omarmen? Zeg het maar.
Lokaal gevoel, lokale betrokkenheid is een groot goed. Dat laat zich niet sturen door een regionale tafel. En lokale bestuurders komen daar altijd weer bij uit, bij het lokale. Bij de mensen.
Dat was ongeveer wat ik te vertellen had. Ik denk dat ik de voorlaatste zin van de eerste alinea morgen teruglees, maar dat is een gokje.