In de afgelopen weken mocht de boog even wat minder gespannen zijn op een paar tochtjes naar Noord-Frankrijk (Lille en omgeving) en de Achterhoek. Even relaxen onder het fletse, maar o zo welkome lentezonnetje. Drankje erbij, terrasje, je kent het wel. Maar toch werd ik vooral maar weer eens gegrepen door robuuste en volgens mij onmisbare structuren: het grote groen. Een stadspark en een landgoed brachten me in die weekendjes weg het meest in vervoering.
Het park
Stadsparken en ik, wij hebben wat met elkaar. Wij vinden elkaar wel prettig, heb ik het idee. Het park geeft me in ieder geval altijd het gevoel dat ik welkom ben en omarmt me met zijn grasvelden, statige bomen en vijverpartijen. Het gebeurde in Antwerpen Stadspark, maar ook in Central Park New York en zeker ook in het Jardin del Turia in Valencia. En ik op mijn beurt word vermaakt met alles wat zich door het park heen beweegt. Joggers, wandelaars, luilakken, spelletjesspelers. Met een ijsje of een bal, op een step of zo’n stadshuurfiets. Je weet dat ieder zijn leven met zich meedraagt, dat in ieders hoofd vreugde en zorgen strijden om voorrang. Maar in het park in de lente kan het allemaal tot rust komen.
Ik beleefde het vorige week in Lille, waar de omgeving rondom de Citadelle een toevluchtsoord is voor stadse ontspanning. Sport en spel wisselen elkaar af, evenals ontmoeting en contemplatie. Mooie woorden voor een paar heerlijke uurtjes in het stadspark. Bij ons op het platteland heeft het buitengebied in principe die functie, ook mooi, maar het heeft toch niet de allure en statigheid van zo’n park. In Gemert zouden het kasteel en omgeving in de buurt kunnen komen, maar dan zijn andere financiële en politieke beslissingen nodig vrees ik.
Het landgoed
Wat zijn bepaalde hoeken van Nederland toch prachtig en de Achterhoek is zo’n hoek. Wat ze daar bijzonder goed kunnen: het landschap vermengen met statige bebouwing. Je voelt daar ook wat een landhuis of een kasteel een landhuis of een kasteel maakt. Ruimte, groen. Gebeurt er dan helemaal niks daar in dat hoekje? Jazeker wel. De bruine bordjes met toeristische verwijzingen staan in rijen van weet ik hoeveel opgesteld langs de weg. Pannenkoekenhuis, theehuis, golfbaan, ze maken dankbaar gebruik van de aantrekkingskracht van het gebied. Ik heb het al eens eerder opgeschreven, maar als je dan weer terug thuis komt dan besef je dat het Land van de Peel toch nog wel een lange weg te gaan heeft.
We belandden voor een kopje koffie op landgoed Hackfort, op het terras van het koetshuis bij het gelijknamige kasteel. Temidden van een ontluikende moestuin en een draaiende watermolen proefden we van een heerlijk versierd gebakje, terwijl de zondagse wandelaars af en aan kwamen lopen om een van de routes door het omliggende Natuurmonument af te leggen. Het bruiste zonder te bruisen, het zal door de ruimte en de rust komen. Je voelt je klein en rijk tegelijk in zo’n setting. Bij ons in Gemert zouden het kasteel en omgeving in de buurt kunnen komen, maar dan zijn andere financiële en politieke beslissingen nodig vrees ik.
‘Wonen in een parkachtige omgeving’ briesen de nieuwbouwfolders heden ten dage. In werkelijkheid is het een gevecht om elke vierkante meter groen (de een wil hem groen, de ander liever niet). Ik bevind me zelf vaak genoeg in die strijd. Het is goed beschouwd een futiliteit waar vaak buitensporig veel over te doen is. Kunnen we ons niet beter richten op de grote gebaren, het brede welzijn en echt energie stoppen in robuuste groenstructuren? Een loze kreet, dat weet ik ook wel (want hoe moet je dát dan weer organiseren, het is al zo moeilijk allemaal), maar het moet me toch even van het hart omdat het me zo goed deed.
Stadsparken en landgoederen hebben we nodig!