Tagarchief: bestemmingsplan

Omgevingswet: het moet nog groeien zeg maar

Laat ik ook eens iets zeggen over de Omgevingswet, zoals het een professional in het werkveld van de ruimtelijke ordening betaamt. Voor wie dat niet is: deze nieuwe wet verandert het hele stelsel van bestemmingsplannen en vergunningen voor iedereen over alles. Pretty ingrijpend dus. Daar moet je wel iets van vinden, daar moet je iets van weten. Nu ben ik wel van de school ‘ik heur het wel‘: voordat die wet daadwerkelijk in werking treedt (2021 denken ze nu) wordt ie nog wel een paar keer aangepast, dus ik ga me er écht in verdiepen als het plaatje bijna compleet is. Maar ik wil er al wel vast dit over zeggen: het lijkt mij verschrikkelijk.

Seminars en instapsessies

Zoals het gaat met dergelijke substantiële wetswijzigingen krijgen gemeente-ambtenaren, adviseurs, bestuurders volop de kans om zich te laten informeren en zich mee te laten slepen in dit avontuur. Dat gebeurt dan tegenwoordig niet alleen met rechttoe-rechtaan seminars (waarvan ik er gister in Arnhem een bijwoonde), maar ook met inspiratiesessies in een escaperoom-achtige setting, slagsessies, ateliersessies, regio-experiences en dat gaat nog wel even zo door tot (na) 2021. En dat is ook goed en nodig, want er komt zogezegd nogal wat op ons af. ‘Ons’ als in: Nederland.

Vooral juristen raken erg geïnspireerd door de nieuwe Omgevingswet en dat stralen ze (zoals gisteren) ook echt uit. Ze kunnen tijdens zo’n seminar ook echt laten zien dat ze de wetten en besluiten tot nu toe helemaal hebben doorgeakkerd (‘En waar staat dat dan? Artikel 2.345 lid a natuurlijk!’) én vinden het heerlijk om hiaten en onvermoede consequenties van de nieuwe wetgeving te duiden (“…dus: de wetgever wíl deregulering; dat gaat dus zo niet lukken als je artikel 4.56 goed uitvoert!”) . Sowieso, als je passie voor je vak uit kunt stralen heb je bij mij een streepje voor. Dus daarover niets dan goeds.

Eenvoudig beter?

Nu dan over de wet zelf, ondanks dat ik het hele ding nog niet eens 1 keer gelezen heb, laat staan alle invoeringsbesluiten en andere dingen die eraan hangen. Uit wat ik er nu van weet komt bij mij één conclusie bovendrijven: waarom? Ja, om het ‘eenvoudig beter’ te maken, zo stelt het ministerie. Minder regels, meer ruimte. Maar wat ze nu in elkaar geknutseld hebben, daar wordt echt niemand blij van hoor, dat bestaat niet. Ja, eerdergenoemde juristen en adviesbureaus, die wel. Dat zou ik dan misschien ook wel moeten zijn (‘jeuj, meer werk’). Maar ik zie vooral onduidelijkheden die alleen door jurisprudentie (rechtszaken) weggewerkt kunnen worden, verschillen tussen gemeenten in plaats van algemene normen, een hoge mate van vertrouwen in ICT-projecten bij de overheid en heel veel regels op heel veel pagina’s. Een oud-collega printte een half jaar geleden de regels uit zo’n (proef-)omgevingsplan voor één agrarisch perceel eens uit: haar hele bureau lag vol met papier!

En dat komt, ik heb het al eens eerder geduid, omdat we alles zodanig dichtgeregeld hebben, dat voor elke regel die we weg willen halen we weer twee nieuwe regels nodig hebben om de ongewenste effecten teniet te doen. Zoals een van de sprekers gisteren beeldend aanhaalde: je hebt een grote zak, strak gevuld met water, en houdt een gaatje dicht met je duim, maar dan ontstaan elders weer nieuwe gaatjes waar het water uitstroomt. Die moet je dan weer dichten (met nieuwe regels).

Golfbeweging

Als objectief niet is vast te stellen dat het een verbetering wordt, dan is de enige verklaring voor het feit dat het toch allemaal op de schop moet, dat dingen nu eenmaal van tijd tot tijd op de schop moeten. Dat zit intrinsiek in ons. Dat zorgt voor de golfbeweging die we op zoveel vlakken zien. En dus gaan we weer voor een complete reset, een herziening van het gehele stelsel. Dat kán goed aflopen en dat zal misschien ook wel (ruimtelijkeplannen is ook een verademing ten opzichte van de oude papieren lappendeken), maar ik moet het nog zien. Volgens mij hebben we niet te maken met een golfbeweging die steeds op het nulpunt terugkomt, maar met een die zichzelf steeds verder in de nesten werkt. De grafiek hieronder verbeeldt wat ik voel.

De liefde moet nog groeien, zeg maar. Maar lees je het bovenstaande, dan kun je je afvragen of ik nog wel binnen dat stelsel thuishoor. Of dat ik misschien eerder toe ben aan een herziening van mezelf. Ik heb nog tot 2021 (op zijn minst).

Huisnummers en Hinderwet

Het is een nogal hardnekkige kwestie in de ruimtelijke ordening. Dat je toestemming denkt te hebben voor iets omdat er in het verleden toestemming was. “Er zit nog een huisnummer op” is denk ik wel de meest gehoorde uitspraak. En geef de mensen eens ongelijk: een huisnummer, dat heb je niet voor niets. Het is een nummer dat hoort bij een huis of een pand. Dat nummer is gegeven door de overheid. Dus heeft de overheid toestemming gegeven dat op die plek een woning of een bedrijf zit. Maar zo werkt het dus niet.

Verschillende werelden

Ik mag vaak dingen uitleggen aan mensen, en dit is er een van. Dat de overheid weliswaar in hun ogen één is, maar in werkelijkheid uit verschillende werelden bestaat. De afdeling huisnummering pleegt geen ruimtelijke ordening, de mensen die de OZB innen stellen geen bestemmingsplannen vast. De Hinderwet, ook al zo’n ingesleten term (‘ja, maar er zit nog een Hinderwetvergunning op’), is al lang geleden afgeschaft en je kunt er niet meer op boeren. Een positief antwoord van 1986 namens B&W op een brief is géén vergunning om in 2018 een huis te mogen bouwen.

Het zijn wél vaak aanwijzingen dat een gemeente op een bepaalde manier tegen plekken aankijkt of dat er een positieve grondhouding is geweest om aan een plan mee te werken. Dus alle informatie uit het verleden is zeker nuttig. Dat geldt ook voor de huisnummers, of die prachtige rode stipjes op oude topografische kaarten. Het hart van ons planologen maakt een vreugdesprongetje als we die ontdekken want dat betekent ‘dat er vroeger al iets gestaan heeft’. Gedegen huiswerk in het gemeentearchief leidt dan niet zelden tot een mooi verhaal over een vergane boerderij of arbeiderswoning en een haakje voor de gewenste ontwikkeling of de beoogde beeldkwaliteit. Maar het bestemmingsplan of de vergunning zal altijd nog geregeld moeten worden.

Actualiseren

Want iedereen kan van het volgende uitgaan: sinds de actualisering en digitalisering van bestemmingsplannen mag alleen dat wat er nu is. Alle verborgen ‘rechten’ zijn inmiddels weggeïnventariseerd en wegbestemd (ironisch genoeg was mijn eerste klusje bij de gemeente in 1997 het rondfietsen door de dorpskernen om de inventarisatie van het stedenbouwkundig bureau te checken. Was daar inderdaad nog een winkel? Is op die plek nu een bedrijf of een kantoor gevestigd? Ik kan dus zelf best in zekere zin schuldig zijn aan het tenietdoen van veronderstelde rechten).

Wil je iets veranderen, dan moet je altijd langs de gemeente. Op die manier is er altijd controle op elke verandering en kan een ontwikkelaar niet ineens met een bouwrecht van nog 20 woningen aankomen dat ergens verstopt zat in een of ander superglobaal bestemmingsplan Stadsuitbreiding 1955). Dus het biedt ook rechtszekerheid voor jou als buurman van net díe wei. Het is wat het nu is, en anders komt het als nieuw plan in de krant en op Internet. Voor iedereen openbaar en traceerbaar.

Helaas is de controledrang bij de overheid (of de angst dat veranderingen onwelgevallig zijn) niet minder geworden de laatste tijd en lijkt de flexibiliteit van weleer vervangen door rigide sectorale beleidsregels op detailniveau, zodat veranderen vaak moeilijk is in plaats van leuk. Maar dat is misschien een onderwerp voor een volgende keer. Het was net zo’n vrolijke, positief gestemde blog….

Onthoud voor nu maar: garanties uit het verleden bieden niet per sé succes in de toekomst.

Oude topografische kaart (1900) met de rode blokjes, die bebouwing voorstellen

Lijnen in het landschap

“Denkend aan Holland zie ik brede rivieren traag door oneindig laagland gaan”. Dit overbekende gedicht van Marsman komt bij me op als ik vanuit mijn werk bij grote fruittelers kom. En dat is in mijn huidige werkomgeving nogal eens. Oneindig lijken de rijen aardbeien-, blauwe bessen- en frambozenplanten, hectares vol worden momenteel klaargestoomd voor consumptie. Bijna overal worden ze ondersteund door palen, kappen, draden: de zogenaamde teeltondersteunende voorzieningen. En daar zit een probleem.

Teeltondersteuning

Schaalvergroting in de landbouw wordt vaak geassocieerd met de veehouderij, maar ook in andere agrarische takken van sport is het zichtbaar aanwezig, zoals in de tuin- en akkerbouw. Dus: veul en growt. Daarnaast werken deze boeren in de zogeheten ‘keten’, waarmee eigenlijk gewoon wordt bedoeld dat Albert Heijn en Jumbo het feitelijk voor het zeggen hebben. En omdat die geen regenputjes in de tedere bessenhuidjes willen, moet het spul overkapt worden geteeld. Voeg die twee bij elkaar en er ontstaan immense (behalve voor Oekraïense begrippen) percelen met teeltondersteunende voorzieningen. Het ‘plastic’, zo je wilt. En daar wringt de beleidsschoen, of eigenlijk: hij wringt niet, hij past gewoon niet. In de bestemmingsplannen is een maximale oppervlakte vastgelegd van een hectare of 3. En dat moet dan weer worden opgelost, en daar ben ik dan voor samen met mijn collega’s.

Lijnen

Nu heb ik een probleem wat feitelijk geen probleem is: ik vind het eigenlijk gewoon mooi. Ik hou van lijnen in het landschap, en patronen. Mijn fotografisch hart springt dan open en de voorbeelden op Instagram en demortel.com getuigen daar soms ook van. Of het nu gaat om een bomenrij, een kustlijn, een gebouw of Noord-Koreaanse parades: de herhaling en het lijnenspel bekoren mij zeer. Dus dat heb ik ook met teeltondersteunende voorzieningen. Al die palen netjes op een rij, als je erdoorheen kijkt zie je patronen en diepte. De repetitie van aaneengesloten regenkappen, taps toelopende containervelden richting de einder: prachtig!

Lijnen

Het is mij in enkele weken duidelijk geworden dat er een fundamentele beleidswijziging moet komen op het gebied van teeltondersteuning. Wat we nu aan het doen zijn vreet namelijk onnoemelijk veel geld en tijd en sjagrijn. Niet dat je heel het landschap maar onder de folie moet leggen, maar we moeten er wel over nadenken om een oplossing te krijgen zodat de telers gewoon hun werk kunnen doen om ons, consumenten, te voeden. Maar misschien -nee, zeker- moeten we in dat gesprek betrekken of het niet óók, onder bepaalde condities, mooi kan zijn. Als ík dat vind, dan zullen er toch wel meer zijn? Het is voor de liefhebbers van oernatuur misschien een gruwel dat ik dit zeg, maar ik vind het de moeite waard om het er in ieder geval eens over te hebben.

De schoonheid van iets onder ogen zien lijkt me altijd een goed begin van een oplossing.

Resultaten zien: goed wonen in Gemert

Elzen1Het was weer eens tijd voor een Rondje Resultaten, want ik hoor net op de radio dat je je elke keer als je naar buiten gaat van binnen een beetje lekkerder voelt. Nou, dat doen we dan maar en vandaag de dag kom ik dan uit in Gemert, waar op verschillende plekken door de plaatselijke woningcorporatie nieuwe huurwoningen worden gebouwd. Als planologisch ondersteuner van de projectleider mocht en mag ik me daarmee bemoeien, dus dan is het ook leuk als de plannen werkelijkheid worden. Dat kan dan weer in de portfolio.

Klein-stedelijk

Wat opvalt is, dat het gaat om fijnmazige plannen op plekken die aan herstructurering toe waren. Geen grootschalige lappen woningen, keurig in kavelrijen verdeeld met een opgemeanderde sloot daartussen voor de groene wijkbeleving, maar kleine woningen en appartementjes op een onooglijk en hoekig stukje grond tussen bestaande bebouwing waarvan je denkt: past het er allemaal wel op? Het doet mij soms denken aan die frommelhoekjes in de stad, waar toch een zekere uitstraling van uitgaat. “Wat een leuk binnendoorsteegje!” “Wat een charmante woninkjes!”. In de stad zijn we het al jaren gewend, maar op het Gimmertse platteland voldoet het blijkbaar ook aan een behoefte want er is belangstelling genoeg. Naast de projecten voor de woningstichting heb ik nog een paar van dat soort plekken meer onderhanden.

De moeilijkheid met deze plannetjes ligt keer op keer in dezelfde twee-eenheid: parkeren en groen. Een spanningsveld waar iedereen in het proces het moeilijk mee heeft. Voldoen aan normen of financieel uitkomen, het moge duidelijk zijn aan welke kant meestal het balletje rolt. Maar de spanning blijft, ook in het proces. Het frustreert mensen. Zoals voor zoveel dingen heb ik zo 1-2-3 niet de oplossing, maar een begin zou denk ik zijn om een integrale blik op het plan te werpen: is het een leuk plannetje, wordt het een beetje een fijne omgeving? Zo ja, ga vooral door. Zo nee, benoem waar hem dat in zit en ga kijken of er iets aan te doen is. Iets meer de kwaliteit, iets minder de getallen.

Elzen2

Elzenhof in Gemert

Prettig wonen

Het ene voorbeeld is wat beter geslaagd dan het andere, en dat blijkt ook uit de reacties ‘op straat’, maar het nieuwe wijkje Elzenhof beroert mijn hartje toch wel het meest. Hier komt dat klein-stedelijke mooi tot uiting, vind ik. Ik was bij de presentatie al best onder de indruk van de denkwijze van de architect, en dat heeft zich in de praktijk bewezen. Het ligt er charmant en mooi besloten bij. Foto’s van de binnenkant die op Facebook circuleren geven mij ook het idee dat het er prettig wonen wordt. Dat is toch een hele verbetering met de gribus die deze plek de laatste jaren was.

Ik hoop in de komende jaren nog meer Rondjes Resultaat te mogen maken; in sommige gevallen ligt dat helaas nog wat verder weg (‘you win some, you lose some’), maar deze woningbouwplekken zijn toch maar mooi ‘in the pocket’.

Irene

Prinses Irenestraat

Virmundt

Virmundtstraat: over een tijdje kijken wat het geworden is

Het is eigenlijk overal hetzelfde

Het afgelopen jaar heb ik intensief samengewerkt met een regionale makelaar. De aanleiding was het groeiend aantal vragen bij hen over wijzigingen van bestemmingsplannen, mogelijkheden en onmogelijkheden van locaties, enz. Met mij haalde het kantoor die expertise in huis. Met als gevolg dat ik te maken kreeg met veel verschillende gemeenten in veel verschillende vraagstukken. Of is het allemaal wel zo verschillend? De lessen na 1 jaar rondhangen ‘in de regio’:

1. Het is allemaal mensenwerk

Net zoals je niet kunt spreken over ‘de vluchtelingen’ of ‘de buitenlanders’ kun je ook niet spreken van ‘de ambtenaren’. Vooroordelen te over, maar heb er maar eens 1-op-1 contact mee, dan vallen de verschillen je op. En dat komt natuurlijk….omdat het verschillende mensen zijn! En ik ben zélf ook weer een ander dan de vorige adviseur die ze aan tafel hadden. Het kan klikken of niet. Iemand kan zijn dag niet hebben of zit in een moeilijk periode, omdat die reorganisatieperikelen hem persoonlijk raken. Daarom is het heerlijk werken met de een, en verloopt een ander gesprek uiterst moeizaam. Daarom krijg je voor eenzelfde situatie in de ene gemeente keihard nul op het rekest en hoor je van een ander: “Doe maar, zolang er niemand piept kan dat wel zonder vergunning.”

Het is verklaarbaar, maar daarom nog niet goed natuurlijk. Het werkt willekeur in de hand en vooral ook afhankelijkheid. Ik heb geleerd dat ik eigenlijk niet op de gepubliceerde beleidsstukken (en dat zijn er veel) kan afgaan of een plannetje kans van slagen heeft. Je wordt gedwongen om de visie van de behandelend ambtenaar daarop te aanhoren, want die kan het wel eens heel anders zien. Of gewoon niet willen. Het zou tijd en kosten schelen als dat niet nodig zou zijn.

2. Het is overal hetzelfde

Maar echt gewoon bijna letterlijk, als het gaat om bestemmingsplannen en wat je wel en niet mag. Mag ik een agrarisch bedrijf omzetten in een burgerwoning? Mag ik een caravanopslag in mijn schuur? Hoeveel mag ik bijbouwen na sloop van die oude stal? Het zijn in de kern steeds dezelfde antwoorden die je geeft, met hier en daar een accentverschil. Ik heb daar voor de makelaar eens een schema voor gemaakt op basis van de planregels in een stuk of 8 bestemmingsplannen Buitengebied. Heel veel overeenkomsten en allemaal vanuit eenzelfde basisgedachte.

De kern van de zaak: er mag wat er is. Wil je iets anders, dan moet de gemeente er een beslissing over nemen. Je kunt het bestemmingsplan wijzigen, of herzien, of een ontheffing verlenen in afwijking van een in voorbereiding zijnde herziening met gebruikmaking van de Wabo en de Bor, voordat je de omgevingsvergunning aanvraagt. Of zo. Dat heet dan “flexibiliteitsbepalingen”. Maar eigenlijk is het allerminst flexibel en wordt alles omslachtig. Uit angst waarschijnlijk dat er dingen gebeuren die een gemeente onwelgevallig zijn houdt men de controle. En dus moet elke nieuwe ingeving van een perceeleigenaar toch altijd weer langs het loket. Past dat nog wel in deze tijd? Er zijn nieuwe wetten in de maak, wellicht bieden die meer soelaas in deze maar ik verwacht van niet.

3. Er komt nog veel aan

Verreweg het merendeel van de vragen die ik op mijn bureau kreeg betrof een locatie in het buitengebied. Daar is altijd al veel aan de hand geweest, maar dat is zeker nu ook nog het geval. En steeds meer, omdat er een oplossing moet komen voor al die vrijkomende agrarische locaties. Gemeenten worstelen al jaren met het VAB-beleid, maar steeds komen er ook weer ideeën en plannen op tafel die toch weer anders worden ingestoken. Iets waar het beleid niet op gerekend had.

En dat is nog lang niet voorbij. Te vaak naar mijn zin heb ik, alles bestuderend, de conclusie getrokken: kan niet. Kan niet. Kan niet. Daar wordt Casper niet zo blij van, hoor. Maar de initiatiefnemer nog minder. Wat moet er dan met die locatie? Het is er, het staat er, het heeft een waarde. Something’s gotta give. Een regelrechte uitdaging voor iedereen die in het planologisch veld actief is, de burgers, de boeren, de buitenlui, de bestuurders. Zoals het nu gaat gaat het niet goed, iedereen draait zich vast. En dus komt het uiteindelijk goed, want ooit moet er iets gebeuren.

Heel leerzaam kunnen we dat afgelopen jaar best noemen. Het voedt ook wel mijn drang om er op bredere schaal iets aan te doen, het bespreekbaar te maken, maar of en hoe en wat, dat moet nog een beetje indalen. Met dit blog is daarin een begin gemaakt, want ik neem aan dat dit toch wel ‘vort’ regionaal gelezen wordt.

De meest gestelde vraag: Wat mag er?

Ik zoek een ei, maar niet zomaar een ei. Ik zoek het Ei van Columbus, of zoals Wikipedia het uitdrukt: een simpele oplossing voor een moeilijke opgave. De simpele oplossing dient zich nog niet aan, maar de moeilijke opgave manifesteert zich maar al te vaak. Het heeft te maken met de vraag die mij het meest gesteld wordt als het gaat om ruimtelijke plannen of ideeën: ‘Wat mag er?’ of de in principe betere variant (want dan is er een concreet plan): ‘Mag dat?’.

Afvinken

Iemand wil iets kopen. Een pand, of een stuk grond. Maar ja, hij wil er wel iets mee doen en het liefst zodanig dat dat object meer waarde krijgt. Even Casper bellen. “Wat mag er?”. Ik kreeg de vraag ook zo vaak toen ik nog in het gemeentehuis werkte. Het doel is natuurlijk om door middel van een snel antwoord, het afvinken van een lijstje, duidelijkheid te krijgen over de mogelijkheden, de aankoop af te ronden en het pand of stuk grond te gaan gebruiken zoals de initiatiefnemer het wil. Maar een snel antwoord is er eigenlijk nooit.

Ja, dat is er wel maar dat kan iedereen lezen. Het heet ‘het bestemmingsplan’. Ook een medewerker van de gemeente zal eerst het bestemmingsplan voorlezen. Dat is wat er mag. Soms kun je het nog wel eens over interpretatie van begrippen hebben, maar doorgaans is het wel duidelijk. Toch zou het de duuzendste tref zijn als het bestemmingsplan juist dát toelaat wat de initiatiefnemer voor ogen heeft.

Het Land van Mitsen en Maren

En dan betreed je het Land van Mitsen en Maren. Welcome in my world. Het land ligt bezaaid met wijzigingen, ontheffingen, herzieningen (en dus mogelijkheden) maar de Heilige Graal van de Duidelijkheid is pas ergens achter de horizon te vinden. Je komt er wel, maar het kost tijd. En ondertussen zegt de gemeenteraad “mits de rechter er geen stokje voor steekt”, zeggen B&W “mits er geen bezwaren komen en de raad het plan vaststelt en de rechter er geen stokje voor steekt” en zeg ik “mits het college mee wil werken en er geen bezwaren komen en de raad het plan vaststelt en de rechter er geen stokje voor steekt”. Dat is eigenlijk een onbevredigende toevoeging aan elk antwoord op de vraag ‘wat mag er/mag dat?’.

De tijd om al die mitsen en maren te overbruggen kunnen de energie uit het initiatief halen. Er zullen genoeg buitenkansen door om zeep geholpen worden. Maar ja, het is niemands schuld, of iedereen zijn schuld. Het is maar hoe je het bekijkt. We hebben samen, met heel onze democratie, het Land van Mitsen en Maren van de grond af opgebouwd. We hebben ermee te dealen. Goed, ik verdien er voor een deel mijn brood mee om het dan toch nog zo snel mogelijk te fixen, maar het is me heel wat waard om een formule te vinden die de zo vurig gewenste duidelijkheid in een veel eerder stadium op tafel kan leggen. Dat geeft positieve energie aan plannen in een tijd dat we die hard nodig hebben.

Tsja. Verder dan dit kom ik even niet. Ik nodig Columbus graag uit om hier eens een ei over te komen leggen.

Resultaten zien: 2 plannen voor 31 goede woningen

Schermafbeelding 2014-10-02 om 14.40.59Voor de projecten waar ik mee bezig ben is doorgaans een lange adem nodig. Daarom duurt het ook even voor de resultaten zichtbaar zijn. Maar de laatste tijd gaat het hard, vind ik. Deze week kwam er het bericht bij dat 2 bestemmingsplannen die ik heb opgesteld nu een onherroepelijke status hebben. Ze zijn door de molen! Het gaat om twee locaties waar woningcorporatie Goed Wonen in Gemert in totaal 31 nieuwe huurwoningen gaat bouwen.

Beperkte rol

Erg triomfantelijk hoef ik hier nu ook weer niet over te doen, want ik speelde maar een beperkte rol in het succes. De communicatie met de omgeving, het doorlopen van het programma van eisen en alle zaken van financiële aard lagen bij de projectleider van Goed Wonen. Ik heb aan het begin van het traject samen met hem het stappenplan opgesteld en de afspraken gefilterd die tussen de gemeente en de corporatie gemaakt waren over deze woningbouwlocaties. En dus ook het bestemmingsplan geschreven. Hoe het ook zij, het is bemoedigend om te ontdekken dat je een bijdrage hebt geleverd aan een vlot doorlopen proces.

En grappig dat dat nu bijna letterlijk gebeurt aan de andere kant van de tafel, van waar ik als gemeentelijk ambtenaar ook meerdere malen met Goed Wonen te maken heb gehad. Zo ontdek je gaandeweg toch meer over twee organisaties die voor een deel hetzelfde doel hebben en met dezelfde dingen bezig zijn, maar ook heel erg verschillen van elkaar. Erg leerzaam; ooit heb ik me ten doel gesteld om bij te dragen aan de connectie tussen gemeente en initiatiefnemer en hopelijk is dat hier naar tevredenheid gebeurd. Ik denk het wel, want dezelfde opdrachtgever heeft nog een aantal bouwplannen op stapel staan. De eerste stappen daarvoor zijn alweer gezet.

Voor de 16 woningen aan de Prinses Irenestraat en de 15 woningen aan de Komweg kunnen de vergunningsaanvragen in ieder geval alvast de deur uit. Ik denk dat 31 huishoudens er over een tijdje goed wonen.

Locatie Komweg (ontwerp: DenOlderVleugels Architects & Associates)

Locatie Komweg (ontwerp: DenOlderVleugels Architects & Associates)

Locatie Prinses Irenestraat (ontwerp: Van den Pauwert Architecten)

Locatie Prinses Irenestraat (ontwerp: Van den Pauwert Architecten)

Resultaten zien: Ruimte-voor-Ruimte woning Heesch

HeeschVandaag reed ik over de snelweg bij Heesch, de plek waar mijn allereerste opdracht als zelfstandige vandaan kwam: regel een planologische titel voor een woning op ons perceel aan de dorpsrand. Dat moest dan via de Ruimte-voor-Ruimteregeling en het is gelukt; de klus staat alweer een tijdje in de rubriek ‘afgeronde opdrachten’. Maar na de planologische titel komt het bouwen en daar had ik nog niets van gezien. Inmiddels wel, vandaag ben ik er langs gereden. Mijn eerste project onttrekt zich aan het papier en wordt realiteit.

Andere gemeente

Deze klus was meteen een kennismaking met een andere dan mijn eigen gemeente. En die kennismaking beviel me eigenlijk ook direct. Bij alle aanvragen voor Ruimte-voor-Ruimte werd een vast stramien doorlopen, wat me al in het eerste gesprek werd meegedeeld. Er waren gebiedsvisies voorhanden en direct werd duidelijk wat van mij verwacht werd. Ook was er het volste vertrouwen van de opdrachtgever in deze beginnende projectaandrijver en dat allemaal bij elkaar maakte dat het traject soepel verliep. En passant nog een uitgebreid aanvullend onderzoek meegemaakt naar de aanwezigheid van dassen, dus die ervaring is ook weer in de pocket. Ach, die nachtfoto’s van die egeltjes en konijnen in het rapport, gewoonweg schattig 🙂 (maar dassen ho maar, overigens).

Referenties

Dit op zichzelf kleinschalige project heeft me ook wel wat referenties opgeleverd. Wat kost het mij aan tijd om zo’n procedure met alles erop en eraan te doorlopen? Wat kost het de opdrachtgever aan onderzoeken en legeskosten? Wat is er te handelen in de wereld van Ruimte-voor-Ruimte? Ik merk dat ik dat al meeneem naar opvolgende klussen. Een ander leermoment is ook de constatering dat zoveel al is opgeschreven; als je maar weet waar je het moet vinden. Dat doet mijn uren weer slinken en de kosten voor de opdrachtgever daarmee ook. Het is al duur zat allemaal.

Als het helemaal klaar is ga ik nog eens kijken. Resultaten zien is toch waar het om draait in deze business.

foto 2

Resultaten zien: Camping Grotelse Heide

GrotelHet is niet zomaar een vinkje wat ik achter het bestemmingsplan voor camping Grotelse Heide zet. Het plan is vorige week onherroepelijk geworden, en daarmee zit mijn klus erop. Een klus die begon omdat een vastgelopen proces nieuw leven ingeblazen moest worden: koren op de molen van de projectaandrijver! Maar er zit een kleine wereld áchter dit bestemmingsplan, dat nu op zijn lauweren rust op ruimtelijkeplannen.nl. Geen alledaags karweitje dus.

Team

Een kleine anderhalf jaar geleden werd ik uitgenodigd door de eigenaar van de Bakelse toeristencamping, het park dat de laatste jaren een tanend bestaan leidt. De eigenaar wilde het park een nieuwe toekomst geven, en een herinrichting tot chaletpark was en is het doel. Plannen in die richting waren wel uitgewerkt, maar nu lag het al een tijdje stil. Om vooruit te kunnen moest er garen op de klos komen. Ik begon natuurlijk meteen te spinnen, dat snap je.

Ik moet zeggen: het is gewoon erg goed gegaan. Natuurlijk lopen de molens nooit zo snel als de opdrachtgever eigenlijk wil, maar er ligt anderhalf jaar later een goede, onherroepelijke planologische basis. In mijn ogen is dit te danken aan een goed team: een goede samenwerking met de opdrachtgever en zijn adviseur, maar zeker ook met de gemeente. Vanaf het eerste startgesprek heb ik een positieve grondhouding en heldere communicatie mogen ervaren met de betrokken medewerkers. Natuurlijk zijn er gaandeweg ‘dingetjes’ geweest, maar zoals ze bij ons zeggen: “da houde toch.”

Emoties 

Grotelse Heide is niet zomaar een camping. Er zit een geschiedenis van decennia ingebakken in de campinggasten, de beheerder en vooral ook de omwonenden. Het heeft in het verleden gebotst en geknetterd, en die emoties zijn verre van verdwenen. De betrokkenheid is erg groot. Tel daar nog een aantal persoonlijk emotionele gebeurtenissen bij de hoofdrolspelers bij op en dan kan het net zo goed mis gaan.

Maar we hebben de focus altijd op het eindresultaat gehouden, ik denk dat dat ook mede de kracht van het proces is geweest. Je niet verliezen in jij-bakken en ego, maar kijken naar wat er feitelijk moet gebeuren en welke afspraken er uitgevoerd moeten worden. Over schaduwen heen stappen. Dat is hier wel gebeurd, en dat verdient een compliment aan de betrokkenen. Daardoor hoeft er nu niet teruggekeken te worden naar het verleden, maar kan de blik écht vooruit.

Een goed team en een goede focus, dat leidt dus tot resultaat. En nu op weg naar die nieuwe toekomst voor camping Grotelse Heide als resort Grotels Goed, hopelijk een trekker van formaat voor het plaatselijk toerisme.

P1060241

Ga nóóit shoppen! …. (ahum)

Als je een ambtenaar pissig wilt krijgen, in ieder geval gold dat voor mij destijds, dan moet je gaan ‘shoppen’. Dat wil zeggen: hem of haar voorbij lopen om via een ander te krijgen wat je via hem of haar niet kreeg. En wat helemaal funest is in de relatie met je ambtelijk contactpersoon is om het rechtstreeks via de wethouder te spelen. Ga dus nooit shoppen als je het niet wilt verknallen. Welnu, mensen: ik heb gezondigd tegen mijn eigen regel.

Afspraak maken

Eerder deze week wilde ik een vraag over een bepaalde bestemming in een oud, nog niet digitaal beschikbaar, bestemmingsplan snel beantwoorden. Vroeger liep je dan naar het gemeentelijk loket, daar lagen alle bestemmingsplannen achter de balie en kon je met hulp van de medewerker opzoeken wat je nodig had. Nu moet je van tevoren een afspraak maken. Dat is prima, doen we dat. Afgelopen woensdagochtend gebeld met het algemeen nummer. De afspraak is volgende week woensdag. Dat was minder, dat was eigenlijk ronduit tegenvallend. Dan toch maar even direct contact opgenomen met een van mijn vroegere collega’s; die middag had ik de informatie binnen.

En of dat nog niet genoeg wangedrag is van mijn kant: wederom had ik een simpel te beantwoorden vraag, over de planning van de lopende bestemmingsplanprocedures. Ik moest het echt snel weten, dus ik heb een email-bombardementje aan drie oud-collega’s gewijd aan deze vraag. Zeker één zou toch wel snel reageren? Het gebeurde, en ik kon door. Strikt genomen is het geen shoppen, maar echt fijn is het ook niet voor de mensen aan de andere kant.

Mea culpa?

Mea culpa, mea culpa, mea maxima culpa, zeg ik tegen de gemeente. Het eigen belang bleek toch de overhand te krijgen boven gezagsgetrouwheid. Maar het moet gezegd dat mijn gedrag wel getriggerd is door de stroeve manier waarop de afspraak met het loket tot stand kwam. Wat is de meerwaarde van het loket als het maken van een afspraak een week duurt? Dan heb ik nog eerder een directe afspraak gemaakt met een medewerker van de backoffice. In het streven naar efficiëntie lijkt het me niet raadzaam om de vraagbaak-functie van het loket te veronachtzamen. Anders krijg je meer van dit soort doorsteekjes, en dat was nou juist níet de bedoeling.

“D’r in en d’r uit” heeft in het Brabants twee betekenissen. “Efkes d’r in en d’r uit” zeg je als je maar kort ergens wilt blijven. “Het duurde d’r in en d’r uit” zeg je als iets heel erg lang duurt. De eerste uitdrukking lijkt mij bij uitstek van toepassing op het gemeentelijk loket, de tweede bij uitstek niet.

Inmiddels heb ik mijn tien weesgegroetjes opgezegd. En zoals wij dan als goed katholiek zeggen: en door.