Tagarchief: gemeente

Howick en Lili en de ruimtelijke ordening

Het klinkt als een slechte parodie op een Suske en Wiske-titel, wat door het gebrek aan alliteratie natuurlijk alleen maar erger wordt. Het is ook nogal wat om de twee Armeense kinderen te gebruiken voor een blog; het is dat het onderwerp waar ze aan gelinkt worden (ruimtelijke ordening) allerminst sexy of commercieel is, anders had ik nu de poppen aan het dansen. Maar het komt erop neer dat de discussie die twee weken geleden zo hoog opspeelde mij ook aan een inzicht hielp als het gaat om ruimtelijke ordening en handhaving.

Tijd

Tijd is het sleutelwoord. Vriend en vijand is het er volgens mij over eens dat de kwestie van Howick en Lili niet zulke groots uitgemeten vormen aan zou hebben genomen als de asielprocedure die zij volgden een stuk sneller was verlopen. Als zij binnen enkele maanden definitief uitsluitsel hadden gekregen dat ze niet in ons land mochten blijven, hadden zij de taal nooit geleerd en nooit die vriendschappen opgebouwd die hen nu tot steun waren. Het is ook wel zo, zo begreep ik uit de analyses, dat de asielprocedure op zichzelf niet heel lang hoeft te duren, maar dat de beroepsmogelijkheden die daarop volgen (en aangespannen worden door de betrokken mensen zelf) de boel aardig lang op kunnen rekken. Tot een soort van point of no return -in de beeldvorming althans- bereikt is. Dat bleek dus ook, met alle politieke (imago)schade van dien.

Tijd is een belangrijke factor in handhavingszaken binnen de ruimtelijke ordening. Als de gemeente strijdigheden niet meteen constateert en aanpakt, wordt het moeilijker en moeilijker om later nog geloofwaardig te strijden tegen de ruimtelijke misstand. En terecht: hoe kun je ineens na 30 jaar een brief schrijven dat de vergunningsloos geplaatste bouwwerken toch echt niet kunnen? Dan sta je na veel vijven en zessen misschien wel in je recht als bevoegd gezag, maar je ontmoet zóveel weerstand dat er alleen maar chagrijn van komt. De boosdoener wijst ondertussen ook nog eens driftig met de wijsvinger over de kaart: en daar dan? En daar dan? En daar dan?

Hetzelfde geldt eigenlijk voor procedures aan de voorkant. “Waarom moet het toch allemaal zo lang duren?” is een van de meest uitgestorte hartekreten die ik aan de keukentafels tegenkom. En dan betreft het nog niet eens de meer ingewikkelde bouwplannen. Veranderingen die voor de mensen zelf volstrekt logisch aanvoelen en in hun ogen absoluut geen kwaad kunnen (en waar ook uiteindelijk meteen toestemming voor wordt gegeven), worden in een bestek van maanden door de molens gesleept. Voor het gevoel moet dat ook in weken kunnen. Hoe vaak begint men dan niet alvast, of gewoon zonder procedure? En dan loopt iedereen weer achter de feiten aan (begin nu weer te lezen bij de vorige alinea).

Kikkers

Het is inherent aan ons systeem dat de processen zo traag gaan. De stukken moeten nu eenmaal beoordeeld worden, er moet een magistraal aantal vinkjes aan worden gekruist, je moet nu eenmaal iedereen gelegenheid geven om zijn zegje erover te doen (en nog een keer en nog een keer als het antwoord ze niet bevalt) en er moeten voldoende mensen zijn die de strijdigheden buiten in het veld signaleren en opvolgen. Een kink in die kabel leidt dan al snel tot oponthoud. Het is wel logisch, maar het is zo moeilijk uit te leggen. Mijn stelling is dat door versnelling de kikkers langer in de kruiwagen blijven en daar heeft iedereen profijt van. Het is overigens niet zo’n prikkelende of revolutionaire stelling, dat besef ik maar al te goed.

Dan nóg spelen in de opstandigheid richting het bevoegd gezag meer factoren een rol. Zeg maar: het karakter van de kikkers. De opstandigheid zelf bijvoorbeeld: dat kan de gemeente nu wel willen, maar ik doe het gewoon toch anders. Of het loopt langs de lijn van het zelfbeschikkingsrecht: ik maak zelf wel uit wat ik op mijn eigen grond doe. Of zuinigheid speelt een rol, want het wordt toch allemaal als zonde-geld gezien, die leges en advieskosten. Als je dat in de zak kunt houden is het mooi meegenomen. Ik vrees dat deze menselijke eigenschappen, die ik in meer of mindere mate in diverse vormen al ben tegengekomen de afgelopen jaren, hardnekkig zijn en niet het moment dichterbij brengen dat er helemaal geen spanningen meer zijn tussen ‘de gemeente’ en de burgers die de ruimte om zich heen willen veranderen.

Maar dat het sneller kan lopen, dát moet toch wel een keer gaan lukken? Omgevingswet-adepten roepen dan meteen ‘vanaf 2021!’, maar ik moet het nog zien. Ik weet het eigenlijk al wel.

Bemoedigend: bij het zoeken naar een grafiek ter opleuking van deze tekst blijkt dat de afhandeling van asielaanvragen de laatste jaren al een stuk sneller gaat.

Resultaten zien: goed wonen in Gemert

Elzen1Het was weer eens tijd voor een Rondje Resultaten, want ik hoor net op de radio dat je je elke keer als je naar buiten gaat van binnen een beetje lekkerder voelt. Nou, dat doen we dan maar en vandaag de dag kom ik dan uit in Gemert, waar op verschillende plekken door de plaatselijke woningcorporatie nieuwe huurwoningen worden gebouwd. Als planologisch ondersteuner van de projectleider mocht en mag ik me daarmee bemoeien, dus dan is het ook leuk als de plannen werkelijkheid worden. Dat kan dan weer in de portfolio.

Klein-stedelijk

Wat opvalt is, dat het gaat om fijnmazige plannen op plekken die aan herstructurering toe waren. Geen grootschalige lappen woningen, keurig in kavelrijen verdeeld met een opgemeanderde sloot daartussen voor de groene wijkbeleving, maar kleine woningen en appartementjes op een onooglijk en hoekig stukje grond tussen bestaande bebouwing waarvan je denkt: past het er allemaal wel op? Het doet mij soms denken aan die frommelhoekjes in de stad, waar toch een zekere uitstraling van uitgaat. “Wat een leuk binnendoorsteegje!” “Wat een charmante woninkjes!”. In de stad zijn we het al jaren gewend, maar op het Gimmertse platteland voldoet het blijkbaar ook aan een behoefte want er is belangstelling genoeg. Naast de projecten voor de woningstichting heb ik nog een paar van dat soort plekken meer onderhanden.

De moeilijkheid met deze plannetjes ligt keer op keer in dezelfde twee-eenheid: parkeren en groen. Een spanningsveld waar iedereen in het proces het moeilijk mee heeft. Voldoen aan normen of financieel uitkomen, het moge duidelijk zijn aan welke kant meestal het balletje rolt. Maar de spanning blijft, ook in het proces. Het frustreert mensen. Zoals voor zoveel dingen heb ik zo 1-2-3 niet de oplossing, maar een begin zou denk ik zijn om een integrale blik op het plan te werpen: is het een leuk plannetje, wordt het een beetje een fijne omgeving? Zo ja, ga vooral door. Zo nee, benoem waar hem dat in zit en ga kijken of er iets aan te doen is. Iets meer de kwaliteit, iets minder de getallen.

Elzen2

Elzenhof in Gemert

Prettig wonen

Het ene voorbeeld is wat beter geslaagd dan het andere, en dat blijkt ook uit de reacties ‘op straat’, maar het nieuwe wijkje Elzenhof beroert mijn hartje toch wel het meest. Hier komt dat klein-stedelijke mooi tot uiting, vind ik. Ik was bij de presentatie al best onder de indruk van de denkwijze van de architect, en dat heeft zich in de praktijk bewezen. Het ligt er charmant en mooi besloten bij. Foto’s van de binnenkant die op Facebook circuleren geven mij ook het idee dat het er prettig wonen wordt. Dat is toch een hele verbetering met de gribus die deze plek de laatste jaren was.

Ik hoop in de komende jaren nog meer Rondjes Resultaat te mogen maken; in sommige gevallen ligt dat helaas nog wat verder weg (‘you win some, you lose some’), maar deze woningbouwplekken zijn toch maar mooi ‘in the pocket’.

Irene

Prinses Irenestraat

Virmundt

Virmundtstraat: over een tijdje kijken wat het geworden is

Die vermaledijde leges

Tijd voor een van de meest gehekelde onderwerpen in het vakgebied: de gemeentelijke leges. Verfoeid door elke initiatiefnemer (overigens nu al een goed onderwerp voor mijn blog, omdat ik de woorden ‘vermaledijd’, ‘verfoeid’ en ‘gehekeld’ heb kunnen gebruiken). Ze hangen als een blok aan het been aan, of een zwaard van Damocles boven, elk initiatief. “Het is al zo duur, en dan komt de gemeente ook nog met leges…”. Tsja, zo werkt het inderdaad. Maar het grote euvel is denk ik de hoogte ervan en de grote verschillen tussen gemeentes.

Kostendekkend

De algemene definitie krijg je nog wel uitgelegd: “Leges is een betaling aan de overheid waar een aanwijsbare tegenprestatie van die overheid tegenover staat.” De gemeente maakt kosten: ambtenaren draaien uren om jouw plan te beoordelen, B&W- en raadsvoorstellen te schrijven, kaarten en teksten op te nemen in de bestemmingsplannen enzovoort. Die werkzaamheden moeten betaald worden en dat krijgt de initiatiefnemer op zijn bordje. Uiteindelijk moet het hele verhaal kostendekkend zijn, zodat de gemeente niet het schip in gaat. Tot zover het deel dat goed uitlegbaar is.

Er is een gemeente hier in de regio die 11.000 euro vraagt voor het in behandeling nemen van een wijzigingsplan, bijvoorbeeld voor een boerderijsplitsing. 11.000 euro! Als ik dat even omreken naar mijn uurtarief dan betekent dat dat daar ongeveer 120 uur werk tegenover moet staan. Een medewerker van de gemeente zou 3,5 volle werkweken continu productief met een plannetje bezig zijn waar ik zelf nog geen dag in heb zitten (ga nu alsjeblieft niet uitrekenen wat ik daaraan verdiend heb, mensen!)  en dat 14 pagina’s beslaat. Gevoelsmatig is dat bizar. Maar ja, de gemeenteraad stelt de verordening vast op basis van de kengetallen uit de organisatie en ik weet uit eigen ervaring dat die tegenwoordig goed worden bijgehouden in fabuleuze tijdschrijfsystemen. En dus zou het moeten kloppen en krijg je er met geen mogelijkheid een speld tussen.

Leg het uit

Toch knaagt het. Temeer omdat steeds meer werkzaamheden op het bordje van de initiatiefnemer worden gelegd. Dat is de doctrine: je moet zelf alle stukken aanleveren, wij toetsen “alleen maar”. Desondanks gaan her en der de leges nog steeds omhoog! Dus dat toetsen behelst toch nog wel behoorlijk wat. En of het nu 8.000 euro (ruim 85 uur!) of 4.000 euro (ruim 40 uur) is, het klinkt als veel en het ís veel voor de mensen.

Bedenk eens wat je allemaal hebt gedaan als je 40 uur achter elkaar productief met iets bezig bent geweest (ook al worden die uren afwisselend door een stuk of 10 specialisten uitgevoerd). Pfoe!

Tip: leg het beter uit. Ik ken een gemeente die een specificatie vooraf opgeeft van wat ze precies gaan doen, welke waar je krijgt voor je geld. Dat is prettig maar ik besef ook dat dat de deur openzet naar lastige discussies op onderdelen: moet dat zoveel tijd kosten, kan dat deel niet sneller, ik ken iemand die het goedkoper kan. Het is veel gemakkelijker om te verwijzen naar de door de gemeenteraad vastgestelde vaste legeskosten, bepaald op basis van gemiddelden. En ik denk ook wel dat dat laatste mijn voorkeur nog steeds heeft. Maar op een of andere manier moet je toch kenbaar kunnen maken aan de initiatiefnemers van plannen in jouw gemeente waarom de kosten zijn zoals ze zijn.

Het zou ergernis en frustratie kunnen schelen en dat lijkt me ook wat waard. Meer dan 11.000 euro. Of 8.000. Of 4.000. Want die verschillen tussen gemeentes, daar kunnen we het ook nog wel eens over hebben met elkaar.

Ik zou ervoor pleiten dat hele systeem toch eens écht kritisch tegen het licht te houden. Maar gelukkig blijven sommige dingen gewoon hetzelfde: of ik dit nu opschrijf in dit blog of het te berde breng in een afdelingsoverleg zoals vroeger, heel veel zal er niet door veranderen. Behalve dat ik er nu rustiger onder blijf dan toen ;-).

Het is eigenlijk overal hetzelfde

Het afgelopen jaar heb ik intensief samengewerkt met een regionale makelaar. De aanleiding was het groeiend aantal vragen bij hen over wijzigingen van bestemmingsplannen, mogelijkheden en onmogelijkheden van locaties, enz. Met mij haalde het kantoor die expertise in huis. Met als gevolg dat ik te maken kreeg met veel verschillende gemeenten in veel verschillende vraagstukken. Of is het allemaal wel zo verschillend? De lessen na 1 jaar rondhangen ‘in de regio’:

1. Het is allemaal mensenwerk

Net zoals je niet kunt spreken over ‘de vluchtelingen’ of ‘de buitenlanders’ kun je ook niet spreken van ‘de ambtenaren’. Vooroordelen te over, maar heb er maar eens 1-op-1 contact mee, dan vallen de verschillen je op. En dat komt natuurlijk….omdat het verschillende mensen zijn! En ik ben zélf ook weer een ander dan de vorige adviseur die ze aan tafel hadden. Het kan klikken of niet. Iemand kan zijn dag niet hebben of zit in een moeilijk periode, omdat die reorganisatieperikelen hem persoonlijk raken. Daarom is het heerlijk werken met de een, en verloopt een ander gesprek uiterst moeizaam. Daarom krijg je voor eenzelfde situatie in de ene gemeente keihard nul op het rekest en hoor je van een ander: “Doe maar, zolang er niemand piept kan dat wel zonder vergunning.”

Het is verklaarbaar, maar daarom nog niet goed natuurlijk. Het werkt willekeur in de hand en vooral ook afhankelijkheid. Ik heb geleerd dat ik eigenlijk niet op de gepubliceerde beleidsstukken (en dat zijn er veel) kan afgaan of een plannetje kans van slagen heeft. Je wordt gedwongen om de visie van de behandelend ambtenaar daarop te aanhoren, want die kan het wel eens heel anders zien. Of gewoon niet willen. Het zou tijd en kosten schelen als dat niet nodig zou zijn.

2. Het is overal hetzelfde

Maar echt gewoon bijna letterlijk, als het gaat om bestemmingsplannen en wat je wel en niet mag. Mag ik een agrarisch bedrijf omzetten in een burgerwoning? Mag ik een caravanopslag in mijn schuur? Hoeveel mag ik bijbouwen na sloop van die oude stal? Het zijn in de kern steeds dezelfde antwoorden die je geeft, met hier en daar een accentverschil. Ik heb daar voor de makelaar eens een schema voor gemaakt op basis van de planregels in een stuk of 8 bestemmingsplannen Buitengebied. Heel veel overeenkomsten en allemaal vanuit eenzelfde basisgedachte.

De kern van de zaak: er mag wat er is. Wil je iets anders, dan moet de gemeente er een beslissing over nemen. Je kunt het bestemmingsplan wijzigen, of herzien, of een ontheffing verlenen in afwijking van een in voorbereiding zijnde herziening met gebruikmaking van de Wabo en de Bor, voordat je de omgevingsvergunning aanvraagt. Of zo. Dat heet dan “flexibiliteitsbepalingen”. Maar eigenlijk is het allerminst flexibel en wordt alles omslachtig. Uit angst waarschijnlijk dat er dingen gebeuren die een gemeente onwelgevallig zijn houdt men de controle. En dus moet elke nieuwe ingeving van een perceeleigenaar toch altijd weer langs het loket. Past dat nog wel in deze tijd? Er zijn nieuwe wetten in de maak, wellicht bieden die meer soelaas in deze maar ik verwacht van niet.

3. Er komt nog veel aan

Verreweg het merendeel van de vragen die ik op mijn bureau kreeg betrof een locatie in het buitengebied. Daar is altijd al veel aan de hand geweest, maar dat is zeker nu ook nog het geval. En steeds meer, omdat er een oplossing moet komen voor al die vrijkomende agrarische locaties. Gemeenten worstelen al jaren met het VAB-beleid, maar steeds komen er ook weer ideeën en plannen op tafel die toch weer anders worden ingestoken. Iets waar het beleid niet op gerekend had.

En dat is nog lang niet voorbij. Te vaak naar mijn zin heb ik, alles bestuderend, de conclusie getrokken: kan niet. Kan niet. Kan niet. Daar wordt Casper niet zo blij van, hoor. Maar de initiatiefnemer nog minder. Wat moet er dan met die locatie? Het is er, het staat er, het heeft een waarde. Something’s gotta give. Een regelrechte uitdaging voor iedereen die in het planologisch veld actief is, de burgers, de boeren, de buitenlui, de bestuurders. Zoals het nu gaat gaat het niet goed, iedereen draait zich vast. En dus komt het uiteindelijk goed, want ooit moet er iets gebeuren.

Heel leerzaam kunnen we dat afgelopen jaar best noemen. Het voedt ook wel mijn drang om er op bredere schaal iets aan te doen, het bespreekbaar te maken, maar of en hoe en wat, dat moet nog een beetje indalen. Met dit blog is daarin een begin gemaakt, want ik neem aan dat dit toch wel ‘vort’ regionaal gelezen wordt.

De gemeente als regisseur: vasthouden of loslaten?

Het is dé hedendaagse worsteling van gemeenten en initiatiefnemers: hoe geven we inhoud aan de regisseursrol van de gemeente? De regisseur als begrip werd populair toen het gemeentelijk budget en het personeelsbestand in de voorbije jaren snel slinkten. De gemeente had geen mensen en geen geld meer om overal de kar te trekken en zou zich nog beperken tot de ‘regisseursrol’ en het initiatief vooral aan de markt en de burgerij overlaten. Los van de min of meer praktische noodzaak is dat ook best een nobele opvatting.

Regisseurs

Maar ja, dat kun je roepen, en dan moet het uitgevoerd worden. En hoe doe je dat? Je hebt als gemeente jarenlang vastgehouden, nu moet je loslaten. Eng. Wat als er iets gebeurt dat je niet welgevallig is? De gemeente is er hoe dan ook voor de controle dat het goed komt én (en dit geldt vooral denk ik) wordt er ook op aangesproken als dat niet het geval is. Je kunt het toch niet compleet aan de burgers overlaten, dat heeft het verleden wel bewezen. Geef ze een vinger……

Maar als die angst doorschiet wordt de initiatiefnemer overstelpt met randvoorwaarden en toetsing van plannen die elke eigen inbreng toch weer reduceert tot precies dat, wat de gemeente wil. Zo kan ik ook regisseur zijn.

Er zijn ook verschillende typen regisseurs. Je hebt er die er heel strak op zitten, waarbij de bewegingen van de acteurs nauwgezet worden voorgedaan en alle takes minstens twintig keer over moeten. Je hebt ook regisseurs die de acteurs ‘vrij laten’ en ‘in hun kracht zetten’ zodat het creatief proces vanzelf zorgt voor een goede film. Wat is de beste methode? Van de acteurs krijgen we helaas geen waarheidsgetrouwe informatie vrees ik, want elke regisseur met wie ze werken is fan-tás-tisch! Misschien is “regisseur” dus ook wel niet zo’n goede term.

Lloret de Mar

Ik denk eerder aan een andere metafoor, een beeld dat we de afgelopen maanden weer om ons heen hebben gezien. De tiener die voor het eerst met vrienden naar Lloret de Mar gaat. Ai. Dat kan goed fout gaan. Maar iedereen weet: eens komt dat moment. Je had hem zo goed vast en nu moet je hem loslaten. Met de bus. Vrienden. Zon. Drank. Strand. De Liefde. Het beste -nee: het enige- wat pap en mam kunnen doen is hun kind wijzen op de gevaren, de lessen uit de opvoeding nog eens neerleggen en dan toch ook vooral heel veel plezier wensen. Wetend dat hij of zij tenminste íets zal doen wat niet mag, nauwelijks door de beugel kan of niet verstandig is. Maar ja, dat hoort bij het proces. Is het erg? Als je zoon niet in de gevangenis terecht komt, de borg voor de hotelkamer terug heeft en het ook nog eens ontzettend gaaf heeft gehad, moet je dan meer willen?

Het is denk ik geen kwestie van vasthouden óf loslaten. Het is omarmen én loslaten. Hier jongen, let hier en daar op, je weet zelf ondertussen wel wat goed voor je is en wat niet. Ik heb vertrouwen in je. We zien je verhalen graag tegemoet. Have fun!

Is dat nou geen mooi beeld voor de samenwerking tussen gemeente en initiatiefnemers? Vergeet vasthouden óf loslaten: omarmen én loslaten, ik denk dat het kan werken.

De meest gestelde vraag: Wat mag er?

Ik zoek een ei, maar niet zomaar een ei. Ik zoek het Ei van Columbus, of zoals Wikipedia het uitdrukt: een simpele oplossing voor een moeilijke opgave. De simpele oplossing dient zich nog niet aan, maar de moeilijke opgave manifesteert zich maar al te vaak. Het heeft te maken met de vraag die mij het meest gesteld wordt als het gaat om ruimtelijke plannen of ideeën: ‘Wat mag er?’ of de in principe betere variant (want dan is er een concreet plan): ‘Mag dat?’.

Afvinken

Iemand wil iets kopen. Een pand, of een stuk grond. Maar ja, hij wil er wel iets mee doen en het liefst zodanig dat dat object meer waarde krijgt. Even Casper bellen. “Wat mag er?”. Ik kreeg de vraag ook zo vaak toen ik nog in het gemeentehuis werkte. Het doel is natuurlijk om door middel van een snel antwoord, het afvinken van een lijstje, duidelijkheid te krijgen over de mogelijkheden, de aankoop af te ronden en het pand of stuk grond te gaan gebruiken zoals de initiatiefnemer het wil. Maar een snel antwoord is er eigenlijk nooit.

Ja, dat is er wel maar dat kan iedereen lezen. Het heet ‘het bestemmingsplan’. Ook een medewerker van de gemeente zal eerst het bestemmingsplan voorlezen. Dat is wat er mag. Soms kun je het nog wel eens over interpretatie van begrippen hebben, maar doorgaans is het wel duidelijk. Toch zou het de duuzendste tref zijn als het bestemmingsplan juist dát toelaat wat de initiatiefnemer voor ogen heeft.

Het Land van Mitsen en Maren

En dan betreed je het Land van Mitsen en Maren. Welcome in my world. Het land ligt bezaaid met wijzigingen, ontheffingen, herzieningen (en dus mogelijkheden) maar de Heilige Graal van de Duidelijkheid is pas ergens achter de horizon te vinden. Je komt er wel, maar het kost tijd. En ondertussen zegt de gemeenteraad “mits de rechter er geen stokje voor steekt”, zeggen B&W “mits er geen bezwaren komen en de raad het plan vaststelt en de rechter er geen stokje voor steekt” en zeg ik “mits het college mee wil werken en er geen bezwaren komen en de raad het plan vaststelt en de rechter er geen stokje voor steekt”. Dat is eigenlijk een onbevredigende toevoeging aan elk antwoord op de vraag ‘wat mag er/mag dat?’.

De tijd om al die mitsen en maren te overbruggen kunnen de energie uit het initiatief halen. Er zullen genoeg buitenkansen door om zeep geholpen worden. Maar ja, het is niemands schuld, of iedereen zijn schuld. Het is maar hoe je het bekijkt. We hebben samen, met heel onze democratie, het Land van Mitsen en Maren van de grond af opgebouwd. We hebben ermee te dealen. Goed, ik verdien er voor een deel mijn brood mee om het dan toch nog zo snel mogelijk te fixen, maar het is me heel wat waard om een formule te vinden die de zo vurig gewenste duidelijkheid in een veel eerder stadium op tafel kan leggen. Dat geeft positieve energie aan plannen in een tijd dat we die hard nodig hebben.

Tsja. Verder dan dit kom ik even niet. Ik nodig Columbus graag uit om hier eens een ei over te komen leggen.

Resultaten zien: 2 plannen voor 31 goede woningen

Schermafbeelding 2014-10-02 om 14.40.59Voor de projecten waar ik mee bezig ben is doorgaans een lange adem nodig. Daarom duurt het ook even voor de resultaten zichtbaar zijn. Maar de laatste tijd gaat het hard, vind ik. Deze week kwam er het bericht bij dat 2 bestemmingsplannen die ik heb opgesteld nu een onherroepelijke status hebben. Ze zijn door de molen! Het gaat om twee locaties waar woningcorporatie Goed Wonen in Gemert in totaal 31 nieuwe huurwoningen gaat bouwen.

Beperkte rol

Erg triomfantelijk hoef ik hier nu ook weer niet over te doen, want ik speelde maar een beperkte rol in het succes. De communicatie met de omgeving, het doorlopen van het programma van eisen en alle zaken van financiële aard lagen bij de projectleider van Goed Wonen. Ik heb aan het begin van het traject samen met hem het stappenplan opgesteld en de afspraken gefilterd die tussen de gemeente en de corporatie gemaakt waren over deze woningbouwlocaties. En dus ook het bestemmingsplan geschreven. Hoe het ook zij, het is bemoedigend om te ontdekken dat je een bijdrage hebt geleverd aan een vlot doorlopen proces.

En grappig dat dat nu bijna letterlijk gebeurt aan de andere kant van de tafel, van waar ik als gemeentelijk ambtenaar ook meerdere malen met Goed Wonen te maken heb gehad. Zo ontdek je gaandeweg toch meer over twee organisaties die voor een deel hetzelfde doel hebben en met dezelfde dingen bezig zijn, maar ook heel erg verschillen van elkaar. Erg leerzaam; ooit heb ik me ten doel gesteld om bij te dragen aan de connectie tussen gemeente en initiatiefnemer en hopelijk is dat hier naar tevredenheid gebeurd. Ik denk het wel, want dezelfde opdrachtgever heeft nog een aantal bouwplannen op stapel staan. De eerste stappen daarvoor zijn alweer gezet.

Voor de 16 woningen aan de Prinses Irenestraat en de 15 woningen aan de Komweg kunnen de vergunningsaanvragen in ieder geval alvast de deur uit. Ik denk dat 31 huishoudens er over een tijdje goed wonen.

Locatie Komweg (ontwerp: DenOlderVleugels Architects & Associates)

Locatie Komweg (ontwerp: DenOlderVleugels Architects & Associates)

Locatie Prinses Irenestraat (ontwerp: Van den Pauwert Architecten)

Locatie Prinses Irenestraat (ontwerp: Van den Pauwert Architecten)

Resultaten zien: Camping Grotelse Heide

GrotelHet is niet zomaar een vinkje wat ik achter het bestemmingsplan voor camping Grotelse Heide zet. Het plan is vorige week onherroepelijk geworden, en daarmee zit mijn klus erop. Een klus die begon omdat een vastgelopen proces nieuw leven ingeblazen moest worden: koren op de molen van de projectaandrijver! Maar er zit een kleine wereld áchter dit bestemmingsplan, dat nu op zijn lauweren rust op ruimtelijkeplannen.nl. Geen alledaags karweitje dus.

Team

Een kleine anderhalf jaar geleden werd ik uitgenodigd door de eigenaar van de Bakelse toeristencamping, het park dat de laatste jaren een tanend bestaan leidt. De eigenaar wilde het park een nieuwe toekomst geven, en een herinrichting tot chaletpark was en is het doel. Plannen in die richting waren wel uitgewerkt, maar nu lag het al een tijdje stil. Om vooruit te kunnen moest er garen op de klos komen. Ik begon natuurlijk meteen te spinnen, dat snap je.

Ik moet zeggen: het is gewoon erg goed gegaan. Natuurlijk lopen de molens nooit zo snel als de opdrachtgever eigenlijk wil, maar er ligt anderhalf jaar later een goede, onherroepelijke planologische basis. In mijn ogen is dit te danken aan een goed team: een goede samenwerking met de opdrachtgever en zijn adviseur, maar zeker ook met de gemeente. Vanaf het eerste startgesprek heb ik een positieve grondhouding en heldere communicatie mogen ervaren met de betrokken medewerkers. Natuurlijk zijn er gaandeweg ‘dingetjes’ geweest, maar zoals ze bij ons zeggen: “da houde toch.”

Emoties 

Grotelse Heide is niet zomaar een camping. Er zit een geschiedenis van decennia ingebakken in de campinggasten, de beheerder en vooral ook de omwonenden. Het heeft in het verleden gebotst en geknetterd, en die emoties zijn verre van verdwenen. De betrokkenheid is erg groot. Tel daar nog een aantal persoonlijk emotionele gebeurtenissen bij de hoofdrolspelers bij op en dan kan het net zo goed mis gaan.

Maar we hebben de focus altijd op het eindresultaat gehouden, ik denk dat dat ook mede de kracht van het proces is geweest. Je niet verliezen in jij-bakken en ego, maar kijken naar wat er feitelijk moet gebeuren en welke afspraken er uitgevoerd moeten worden. Over schaduwen heen stappen. Dat is hier wel gebeurd, en dat verdient een compliment aan de betrokkenen. Daardoor hoeft er nu niet teruggekeken te worden naar het verleden, maar kan de blik écht vooruit.

Een goed team en een goede focus, dat leidt dus tot resultaat. En nu op weg naar die nieuwe toekomst voor camping Grotelse Heide als resort Grotels Goed, hopelijk een trekker van formaat voor het plaatselijk toerisme.

P1060241

Toerisme in Zuidoost-Brabant: nog een hele weg te gaan

Afgelopen week mocht ik een dagtocht lang vertoeven in het Land van Maas en Waal. Ik heb me bewogen tussen kastelen en terrassen, thee- en andere tuinen en historische dorpscentra. Wat vooral opvalt: het gebied is er ook op ingericht, de bruine borden zijn overal en trekken je aandacht. Ik trok voor mezelf de conclusie dat we in Zuidoost-Brabant eigenlijk nog ver af staan van een écht succesvolle toeristische infrastructuur.

Speerpunt

Het is overal een speerpunt. Toerisme en Recreatie. Rust, ruimte en groen. De gemeentes moeten wel, want er is niet heel veel meer om je mee te profileren. Maar ja, spring er maar eens bovenuit. Haal die toerist maar eens binnen, als hij ook kan kiezen voor de frisheid van het Rivierenland, de pracht van de Achterhoek of de heuvels van Limburg. Dat is verdraaid lastig. Het begint natuurlijk met prima accommodaties en attractieve bezienswaardigheden. Ik heb er zelf een paar in mijn projectenportefeuille, dus ik voel me daarop zeker aangesproken. Maar ik roep ook de gemeentes op om meer te doen, of eigenlijk: om meer te laten.

Bordjes

Het stimuleren van recreatie en toerisme is bij uitstek het stimuleren van ideeën en projecten ‘uit het veld’, vind ik. De recreatie-ondernemer moet er heil in zien, díe moet zijn product tot in de puntjes verzorgen, zo niet dan komt er geen hond op af. Ik denk dat veel, zo niet alle lokale politici, het hiermee eens zijn. Toch lijkt het alsof er angst (mee)regeert. Een soort angst dat het te druk wordt, dat er meer reuring, geluid, mensen, auto’s op de gemeente af komen. Tsja, maar dáár is het natuurlijk ook wel een beetje om te doen.

Een goed voorbeeld vind ik de bruine bordjes, de toeristische bewegwijzering, los van de vraag of de verantwoordelijkheid daarvoor bij de gemeente of bij de VVV ligt, dat weet ik even niet. Maar ik heb nou niet echt het idee dat deze kwistig rondgestrooid zijn over het Zuidoost-Brabantse landschap. En dat is het hem denk ik ook: de idee, ergens in het achterhoofd, dat zo’n bordje een schril contrast vormt met onze bossen en onze maïsvelden voorkomt denk ik het enthousiast plaatsen van het spul. Maar ga eens kijken in Meijel en Roggel. Ga eens kijken in Afferden, Plasmolen en Well. Ga eens kijken in Rhenen, Amerongen en Wijk bij Duurstede. De bordjes zeggen: het bruist hier! Hier verveel je je niet. Fiets! Wandel! Vaar!

Lusten en lasten

Is je gemeente of regio een toeristisch succes, dan wordt het drukker. Dat is natuurlijk ook wel de paradox: je propageert rust en ruimte, maar als teveel mensen dat oppikken kan het met die rust en ruimte snel gedaan zijn. Echter: het halfslachtige wat ik nu meen te constateren, daar moeten we vanaf. Je kiest ergens voor, ga dan ook ergens voor. Je hoeft de lasten die met andermans lusten gepaard gaan niet zonder meer voor lief te nemen, maar accepteer dat je ermee te maken krijgt en maak goede afspraken om problemen te voorkomen. Meer volk heeft nu eenmaal zo zijn gevolgen: het is niet reëel te wensen dat het drukker wordt en dat tegelijkertijd alles bij hetzelfde blijft. Verwelkom het, en deal ermee.

Nog even en je ziet door de bruine bordjes het bos niet meer.

De waan van de zomerse dag: strandbad Nederheide

Schermafbeelding 2014-06-12 om 15.22.56De Volkskrant heeft een rubriek waarin uit de doeken wordt gedaan hoe een gebeurtenis in korte tijd kan verworden tot een mediahype en rumoer in de samenleving. Op kleine schaal maken we dat nu hier in de omgeving mee: het al dan niet heffen van entree voor strandbad Nederheide. Ik begeef mij enigszins op glad ijs, omdat ik me intensief bemoeid heb met de totstandkoming van het ding. Maar ik zie met lede ogen de huidige berichtgeving aan. Het is doodzonde om de positiviteit die er was te laten verdampen.

De aanleiding

Waar het mee begint is dat de exploitant van Nederheide entree wil heffen om de kosten te kunnen betalen die komen kijken bij het ontvangen van duizenden bezoekers van het zwemstrand. Kosten voor toezicht, EHBO, opruimen, parkeerwacht, enzovoorts. Alleen: daar moet hij toestemming voor krijgen van de gemeente, want destijds is bedacht dat je er gratis zou kunnen zwemmen. De gemeenteraad heeft zich uitgesproken tegen entreeheffing. Nu heeft de exploitant afgelopen weekend entree geheven. En de beer is los.

Media 1: Internet-reacties

Aandacht in de media over deze kwestie is er onder andere in de vorm van berichtgeving in het Eindhovens Dagblad en een petitie op Facebook. De reacties die dat oproept op Internet zijn heftig, zoals we inmiddels gewend zijn in deze tijd. De persoonlijke aanval van de Dorpspartij in het Gemerts Nieuwsblad gaat wel érg ver, vind ik. Daarin lopen de mening van een besluitverantwoordelijke en de mening van een Internetschreeuwer gevaarlijk in elkaar over. Een échte oplossing lijkt uit te blijven, want de pleister die het college lijkt te willen plakken (‘alleen inwoners van de gemeente gratis’) roept zo mogelijk nog heftiger reacties op.

Media 2: de andere kant van het verhaal

Ondertussen laat de exploitant optekenen in de krant dat hij erg weinig discussies heeft moeten voeren met zijn gasten over de entree en dat er veel begrip is. Ook in mijn directe omgeving hoor ik begripvolle geluiden en ik heb zelf een gemoedelijke sfeer gezien rond het strandbad. In zijn algemeenheid is dat iets om naar te streven. Dat de andere kant van het verhaal ruimte krijgt is trouwens ook wel eens anders. Dus dat is goed.

Media 3: de beeldvorming

Het valt mij op dat bij de artikelen over strandbad Nederheide dezer dagen steevast een idyllisch plaatje wordt weergegeven van een paar mensen die, met de slippers losjes in de hand, een wandelingetje maken over het strand. Ik ken die foto’s goed, want zo heb ik er zelf ook heel veel. Prachtig plaatje. Dat meningen kan beïnvloeden. Waarom zou je hiervoor nou entree gaan vragen?

natuurpoort-nederheide-luchtfotoDe kwestie waar het over gaat is dat dát niet de praktijk is op dagen van 25 graden of meer. Op zo’n dag heb ik ook wel eens een foto genomen, en ik ben blij dat ik niet verantwoordelijk ben voor die massa. De fraaie luchtfoto die op Google te vinden is zegt wat dat betreft al veel.

Jammer

Ik vind het erg jammer dat dit nu speelt. Natuurpoort Nederheide en het strandbad behoren tot de nieuwe parels van onze gemeente, en ik ben er nog elke keer als ik er ben hartstikke trots op dat ik eraan heb mogen werken. Dus de boodschap is eigenlijk: wie het ook in zijn macht heeft, maak alstublieft een einde aan deze discussie, op een fraaie manier liefst.

Dan toch nog een stukje van een mening: toen wij dit plan met zijn allen bedachten destijds, voorzag helemaal niemand dat het zó’n groot succes zou worden dat je in plaats van 800 mensen 4000 mensen moest herbergen. Dat betekent nogal wat. Je kunt daar een hoop ellende van krijgen, en het voorkomen van die ellende zou het gezamenlijk belang moeten zijn van waaruit je beslissingen neemt. Dat kán door tegen de exploitant te zeggen dat hij maar moet zien waar hij het geld vandaan haalt, maar dat kan ook met entree, en dat kan zelfs met het reserveren van een bedrag op de gemeentebegroting.

Het getuigt van realiteitszin om te accepteren dat onverwacht succes ook nieuwe verantwoordelijkheden met zich meebrengt. Pak het vraagstuk eens goed bij de kop en gooi de oneliners en stokpaardjes allemaal even weg. Want dít leidt alleen maar tot chagrijn.